Pagina:Van Doesburg, Klassiek-barok-modern (1920).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stijl geheel op de wijze der kunst, d.i. een stijl van enkel verhouding, de consequentie van alle kunstbegrip.

Dat het wezen der kunst inderdaad op verhouding berust zal ieder die even nadenkt moeten toestemmen. Het past mij er in dit verband aan te herinneren, dat reeds de impressionisten in toonverhouding het essentieele hunner kunst vonden. Een schilderij was voor hen niet meer de nabootsing van een object, maar een probleem van toonverhoudingen. Zoowel wat de kleur als de vorm betreft heeft de kunstenaar inderdaad slechts met verhouding te maken. Alles in het kunstwerk wordt gedragen door verhouding van het één ten opzichte van het ander: b.v. van de vorm ten opzichte van de kleur; van den eenen vorm ten opzichte van den anderen; van de eene kleur weer ten opzichte van de andere kleur enz. Slechts dan wanneer deze verhouding evenwichtig is kan het wezen der schoonheid, de Harmonie tot stand komen.

Nu is er echter een groot verschil of deze harmonie tot stand komt op de wijze der natuur of op de wijze der kunst. Komt het wezen der schoonheid, de Harmonie, op de wijze der natuur tot stand, dus door de evenwichtige groepeering, stand en maat, van aan de natuur ontleende vormen (menschen, dieren, gewassen enz.) zoo kan er wel kunst zijn in het werk, doch deze kunst is niet de consequentie van het kunstbegrip, omdat de schoonheid geen directe zelfstandige verschijning heeft, maar een indirecte, aan de natuur ontleende.

Zuiver gesproken zou men kunnen zeggen, dat de kunstidee dan verschijnt in de natuurverschijning.

Dit was de klassieke kunst.