Pagina:Vergif.djvu/241

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

243

moeten elkaar vast houden; zij is uitgestreden; zie eens, hoe kalm zij daar ligt!"

Daarop leidde hij hem zacht uit de slaapkamer. Er was een zachte stemming en een stille gedempte drukte in het huis; de witte gordijnen moesten hoe eerder hoe beter voor de vensters gehangen worden en het huis was groot en had veel ramen aan twee straten.

Alleen in de kamer van den professor mocht niemand komen. Daar zocht Abraham zijn toevlucht.

Zijn vader zat telegrammen te schrijven, hield af en toe een oogenblik op en zuchtte. Abraham stond in den tuin te kijken waar de najaarsregen als door een zeef, eentonig en langzaam neerviel.

De professor werd gestoord door een bleeken, bedaarden man, in wien Abraham den aanspreker herkende; en terwijl zij spraken, sloop hij weer naar de slaapkamer.

Daar zat hij en staarde naar zijn moeder, bijna zonder te schreien, maar als verlamd die bekende trekken gade slaande, waarin hij geen leven kon brengen. Maar als de anderen zich toch eens vergist hadden?—wat zou het zijn, als zij zich nu eens tot hem wendde en zei: "Abraham, ik ben niet dood!"

Zijn vader kwam weer en vond hem daar; praatte een beetje met hem; maar leidde hem daarop zachtkens weg uit de kamer.