Wetboek van Strafrecht Suriname (scheepvaart en luchtvaartmisdrijven)

Uit Wikisource
[ 91 ]

TITEL XXIX 253[1]
SCHEEPVAART- EN LUCHTVAARTMISDRIJVEN

Artikel 444 [2]

Als schuldig aan zeeroof wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, hij die als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het bestemd is of het gebruikende om in open zee daden van geweld te plegen tegen andere vaartuigen of tegen zich daarop bevindende personen of goederen, zonder door een oorlogvoerende mogendheid daartoe te zijn gemachtigd of tot de oorlogsmarine ener erkende mogendheid te behoren;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, hij die, bekend met deze bestemming of dit gebruik, als schepeling dienst neemt op zodanig vaartuig of vrijwillig in dienst blijft na daarmede bekend te zijn geworden.

Met het gemis van machtiging wordt gelijkgesteld het overschrijden van de machtiging alsmede het voorzien van machtigingen afkomstig van tegen elkander oorlogvoerende mogendheden.

Artikel 110 blijft buiten toepassing.

Het in de vorige leden ten aanzien van de schipper en de schepeling bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gezagvoerder onderscheidenlijk het lid van de bemanning van een luchtvaartuig. Onder vaartuig wordt in de vorige leden luchtvaartuigen en onder open zee het luchtruim daarboven begrepen.

Artikel 445 [3]

Indien de in artikel 444 omschreven daden van geweld de dood van een der zich op het aangevallen vaartuig of luchtvaartuig bevindende personen ten gevolge hebben, wordt de schipper of gezagvoerder en worden zij die aan de daden van geweld hebben deelgenomen, met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren gestraft.

Artikel 446 [4]

Hij die voor eigen of vreemde rekening een vaartuig of luchtvaartuig uitrust met de in artikel 444 omschreven bestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. [ 92 ]

Artikel 447 [5]

Hij die voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk medewerkt tot het verhuren, vervrachten of verzekeren van een vaartuig of luchtvaartuig, wetende dat het de in artikel 444 omschreven bestemming heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Artikel 448 [6]

Hij die een Surinaams vaartuig opzettelijk in de macht van zeerovers brengt, wordt gestraft:

1o. indien hij de schipper is, met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
2o. in alle andere gevallen, met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel 448a [7]

Hij die een luchtvaartuig door geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging in zijn macht brengt of houdt dan wel van zijn route doet afwijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het feit plegen, of indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, dan wel het feit is gepleegd met het oogmerk om iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven of beroofd te houden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren opgelegd.

Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd.

Artikel 448b [8]

Hij die opzettelijk een daad van geweld begaat tegen iemand, die zich aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht bevindt, wordt gestraft:

1º. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is;
2º. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 448c [9]

Hij die opzettelijk gegevens doorgeeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat zij onjuist zijn, wordt, indien daarvan gevaar voor een luchtvaartuig tijdens de vlucht te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel 449 [10]

De opvarende van een Surinaams schip die zich wederrechtelijk van het schip meester [ 93 ]maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel 450 [11]

De schipper van een Surinaams schip die het schip aan de eigenaar of de rederij onttrekt en ten eigen bate gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.

Artikel 451 [12]

Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft de Surinamer die zonder vergunning van de Surinaamse regering een kaperbrief aanneemt, of als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning van de Surinaamse regering voor de kaapvaart bestemd is.

Artikel 452 [13]

De Surinamer die als schepeling dienst neemt op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning van de Surinaamse regering voor de kaapvaart bestemd is of gebruikt wordt, of vrijwillig in dienst blijft na die bestemming of dat gebruik te hebben vernomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel 453 [14]

De schipper van een Surinaams vaartuig die een scheepsverklaring doet opmaken, waarvan hij weet dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. De schepeling die medewerkt tot het doen opmaken van een scheepsverklaring, waarvan hij weet, dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel 454 [15]

Hij die ter voldoening aan het voorschrift van artikel 379 of van het vierde lid van artikel 382 van het Surinaams Wetboek van Koophandel een schriftelijke verklaring overlegt van welke hij weet, dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel 455 [16]

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft de schipper van een Surinaams schip, die, na de aanvang der monstering en vóór het einde zijner verbintenis, zich opzettelijk en wederrechtelijk aan het voeren van het schip onttrekt.

Artikel 456 [17]

Wordt gestraft, als schuldig aan desertie, met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, de [ 94 ]schepeling die zich in strijd met zijn verplichting uit de arbeidsovereenkomst onttrekt aan de dienst aan boord van een Surinaams schip, indien door de omstandigheden, waaronder hij handelde, gevaar voor het schip, de opvarenden of de lading te duchten was.

Artikel 457 [18]

De in artikel 456 bepaalde straf kan worden verdubbeld, indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen.

Artikel 458 [19]

De reder, boekhouder of schipper van een Surinaams schip die een schepeling in dienst neemt, wetende dat er nog geen maand is verstreken sedert deze zich aan zijn verbintenis voor een Surinaams schip heeft onttrokken op de wijze in artikel 456 omschreven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Niet strafbaar is het feit indien de indienstneming buiten Suriname geschiedt met toestemming van de Surinaamse consul of, zo die er niet is, op verzoek van de plaatselijke overheid.

Artikel 459 [20]

De opvarende van een Surinaams schip die aan boord de schipper, of de schepeling die aan boord of in dienst een meerdere in rang feitelijk aanrandt, zich met geweld of bedreiging met geweld tegen hem verzet of hem opzettelijk van zijn vrijheid van handelen berooft, wordt, als schuldig aan insubordinatie, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

De schuldige wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
3o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij de dood ten gevolge hebben.

Artikel 460

Insubordinatie gepleegd door twee of meer verenigde personen, wordt, als muiterij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

De schuldige wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
3o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij de dood ten gevolgde hebben.

Artikel 461 [21]

Hij die aan boord van een Surinaams schip tot muiterij op dat schip opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren. [ 95 ]

Artikel 462 [22]

Dienstweigering door twee of meer schepelingen van een Surinaams schip, gezamenlijk of tengevolge van samenspanning gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel 463 [23]

De schepeling van een Surinaams schip die, na wegens dienstweigering disciplinair te zijn gestraft, bij zijn dienstweigering volhardt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.

Artikel 464 [24]

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft de opvarende van een Surinaams schip:

1o. die opzettelijk niet gehoorzaamt aan enig bevel des schippers in het belang van de veiligheid of tot handhaving van de orde en tucht aan boord gegeven;
2o. die, wetende dat de schipper van zijn vrijheid van handelen beroofd is, hem niet naar vermogen te hulp komt;
3o. die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van insubordinatie, opzettelijk nalaat daarvan tijdig aan de schipper kennis te geven. De onder No.3 vermelde bepaling is niet van toepassing indien de insubordinatie niet is gevolgd.

Artikel 465 [25]

De in de artikelen 449, 452, 456, 459-464 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de schuldige aan een der in die artikelen omschreven misdrijven scheepsofficier is.

Artikel 466 [26]

De schipper van een Surinaams schip die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen of zodanige bevoordeling te bedekken, hetzij het schip verkoopt, hetzij geld opneemt op het schip, het scheepstoebehoren of de scheepsvoorraad, hetzij goederen van de lading of van de scheepsvoorraad verkoopt of verpandt, hetzij verdichte schaden of uitgaven in rekening brengt, hetzij niet zorgt dat aan boord de vereiste dagboeken overeenkomstig de wettelijke voorschriften worden gehouden, hetzij bij het verlaten van het schip niet zorgt voor het behoud der scheepspapieren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel 467 [27]

De schipper van een Surinaams schip die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen of zodanige bevoordeling te bedekken van koers verandert, wordt [ 96 ]gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel 468 [28]

De schipper van een Surinaams schip die, buiten noodzaak of in strijd met enig wettelijk voorschrift, gedurende de reis het schip verlaat, en ook aan zijn scheepsvolk daartoe last of vergunning geeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.

Artikel 469 [29]

De schipper van een Surinaams vaartuig die, buiten noodzaak en buiten voorkennis van de eigenaar of de rederij, handelingen pleegt of gedoogt, wetende dat deze het vaartuig of de lading aan opbrenging, aanhouding of ophouding kunnen blootstellen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.

De opvarende die, buiten noodzaak en buiten voorkennis van de schipper, met gelijke wetenschap gelijke handelingen pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.

Artikel 470 [30]

De schipper van een Surinaams schip die opzettelijk buiten noodzaak aan een opvarende niet verschaft datgene wat hij verplicht is hem te verschaffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 471 [31]

De schipper van een Surinaams schip die opzettelijk buiten noodzaak of in strijd met enig wettelijk voorschrift goederen werpt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 472

Hij die lading, scheepsvoorraad of scheepsbehoefte aan boord van een vaartuig aanwezig, opzettelijk en wederrechtelijk vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel 473 [32]

De schipper die de Surinaamse vlag voert, wetende dat hij daartoe niet gerechtigd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 474 [33]

De schipper die opzettelijk door het voeren van enig onderscheidingsteken aan zijn vaartuig de schijn geeft alsof het een Surinaams oorlogsvaartuig of een staatsvaartuig ware, of een loodsvaartuig in Surinaamse wateren of zeegaten dienstdoende, wordt gestraft met [ 97 ]gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 475 [34]

Hij die buiten noodzaak op een Surinaams schip optreedt als schipper, stuurman of machinist, wetende dat hij ingevolge wettelijk voorschrift daartoe onbevoegd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.

Artikel 476 [35]

De schipper van een Surinaams schip die zonder geldige reden weigert te voldoen aan een vordering van het bevoegde gezag om tegen behoorlijke vergoeding een verdachte of veroordeelde benevens de tot zijn zaak betrekkelijke geschriften en stukken van overtuiging aan boord te nemen, wordt gestraft met gevangisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 477 [36]

De schipper van een Surinaams schip die een verdachte of veroordeelde, die hij op een vordering van het bevoegde gezag aan boord genomen heeft, opzettelijk laat ontsnappen of bevrijdt, of bij zijn bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijn schuld is te wijten, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 478 [37]

De schipper van een Surinaams vaartuig, die de op hem rustende verplichting tot hulpverlening, als zijn schip bij een aanvaring betrokken is geweest, opzettelijk niet nakomt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel 479

Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 444-450, 466 en 467 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.

  1. Gew. bij G.B. 1971 no. 56.
  2. Gew. bij G.B. 1973 no. 74.
  3. Gew. bij G.B. 1973 no. 74.
  4. Gew. bij G.B. 1973 no. 74.
  5. Gew. bij G.B. 1973 no. 74.
  6. Gew. bij G.B. 1915 no. 75, S.B. 1984 no. 17.
  7. Ingev. bij G.B. 1971 no. 56; Gew. en vernummerd bij G.B. 1973 no. 74.
  8. Ingev. bij G.B. 1973 no. 74.
  9. Ingev. bij G.B. 1973 no. 74.
  10. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  11. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  12. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  13. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  14. Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  15. Ingev. bij G.B. 1936 no. 115.
  16. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  17. Gew. bij G.B. 1936 no. 115, S.B. 1984 no. 17.
  18. Gew. bij G.B. 1936 no. 115, G.B. 1939 no. 67.
  19. Gew. bij G.B. 1936 no. 115, G.B. 1938 no. 39, G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17.
  20. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  21. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  22. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  23. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  24. Gew. bij G.B. 1936 no. 115. S.B. 1984 no. 17.
  25. Gew. bij G.B. 1936 no. 115.
  26. Gew. bij G.B. 1936 no. 115. S.B. 1984 no. 17.
  27. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  28. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  29. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  30. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  31. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  32. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  33. Gew. bij G.B. 1938 no. 39, S.B. 1984 no. 17.
  34. Gew. bij G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17.
  35. Gew. bij G.B. 1938 no. 39, G.B. 1939 no. 67, S.B. 1984 no. 17.
  36. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  37. Gew. bij G.B. 1915 no. 75, G.B. 1936 no. 115, G.B. 1984 no. 17.