Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/266

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

heid van hebben; hoop durf ik u niet geven, maar toch wanhoop niet! alles is nog niet verloren, niet alles, nu Maria hem niet weer bemint… zóó wufte zinnen laten zich licht nog verzetten en derwaarts leiden, waar hij zekerlijk liefde vindt. Ik voor mij weet nog niet, of ik Nicolaas de Maulde een goed portuur mag achten of niet, en ons wenschelijk tot verzwagering; maar ik wil onderzoeken, ik wil beproeven. Ziet gij! nu Maria Prouninck hem wederstaat, schijnt mij alles mogelijk, alles licht!"

»Maar hoe trekt gij u dat zoo aan, Wijndrik? gij zijt gansch vuur, en uwe oogen schitteren, gij anders zoo kalm, zoo gelijkmoedig"

»Ada! Ada! waartoe u ’t ook langer te verzwijgen? Ik ook, ik bemin Maria, ik heb haar woord! "

Een blos van vreugde verhelderde Ada’s droef gelaat, en zij riep uit:

»Nu wordt mij alles klaar en ook mij wordt alles lichter; want als zij u bemint, u, Wijndrik! en zich van u bemind weet, dan… dan begrijp ik mij haar weerstand aan de Maulde, en dan ook hare standvaste trouw. Zelfs geeft het mij ietwat moed voor mij zelve! Licht had zij hem dit gezegd een andere keer, en licht hebt gij ’t woord van de ouders, dan is alles duidelijk."

»Neen, Ada! dat woord heb ik nog niet, maar dat hangt ten deele aan mij."

»O! zoo dan verkrijg het schielijk, Wijndrik! beste Wijndrik opdat alles nog tot goed einde kome."

»Ja, ja; ik zal al doen voor u en voor mij zelf wat ik mag; alleen zeg mij nog, wat deed de jonker na Maria’s heengaan?"

»Maria! Maria!" herhaalde hij als bij zich zelf, »het naïeve kind heeft gelijk, maar ik heb toch de weelde genoten, daaraf ik droomde, de éénige, die mij mogelijk is." Daarna ijlde hij toe op de groote wolfhonden, rukte hun de muilbanden af en