Naar inhoud springen

’t Nieuws voor Kampen/Jaargang 3/Nummer 169/Televisie, onding of zegen

Uit Wikisource
‘Televisie: onding of zegen? (I). Machtig koor van critici krimpt gestadig in. Amerikaanse kinderen thans niet meer gekluisterd aan het „magisch glas”’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit ’t Nieuws voor Kampen, zaterdag 21 juli 1951, p. 5. Publiek domein.
[ 5 ]

Televisie: onding of zegen? (I)

Machtig koor van critici krimpt gestadig in

Amerikaanse kinderen thans niet meer gekluisterd aan het „magische glas”

(Van een speciale medewerker)

 

DE MACHT VAN DE TELEVISIE

De te­le­vi­sie, wel­ke mo­men­teel de we­reld min of meer stor­men­der­wijs aan het ver­ove­ren is, schept ve­ler­lei pro­ble­men.
In een drie­tal ar­ti­ke­len zal een zoek­licht op de­ze jon­ge telg van de tech­niek ge­richt wor­den.
In ne­ven­staan­de bij­dra­ge wordt aan­ge­toond, dat de te­le­vi­sie — wel­ke vroe­ger geens­zins ge­pre­zen werd met het oog op de on­gun­stige in­vloed, wel­ke zij op de (Ame­ri­kaan­se) jeugd zou uit­oe­fe­nen — thans door ve­len niet meer scha­de­lijk ge­noemd wordt.
Integendeel.
De jeugd kan veel via het te­le­vi­sie-scherm op­ste­ken.
In het twee­de ar­ti­kel wordt na­ge­gaan hoe de film­stad Hol­ly­wood een te­rug­slag on­der­vindt van de T.V., ter­wijl in de laat­ste be­schou­wing on­der ogen wordt ge­zien in welk een ma­te de T.V. de po­li­tiek en de sport be­ïn­vloed.

De te­le­vi­sie — na­tuur­lijk weer af­ge­kort tot „Video” of T.V. — is de we­reld stor­men­der­wijs aan het ver­ove­ren.
Zal in ons land­je (ein­de­lijk) in Sep­tem­ber de T.V. bij Lo­pik de lucht in gaan, — na­dat Phlips al maan­den en maan­den de ex­pe­ri­men­te­le zen­der te Eind­ho­ven voed­de — in Ame­ri­ka viert het nieuw­ste mas­sa-me­dium al ja­ren­lang triom­fen. Eni­ge tijd ge­le­den werd al het eer­ste (com­mer­cië­le) lus­trum ge­vierd.
Zul­len het in ons land be­trek­ke­lijk wei­ni­gen zijn, die de eer­ste tijd „de­ze lu­xe” kun­nen per­mit­te­ren de huis­ka­mer bin­nen te tre­den, in het land der on­be­grens­de mo­ge­lijk­he­den wa­ren mid­den vo­rig jaar al een 7.000.000 T.V.-toe­stel­len in ge­bruik, met ver­bluf­fen­de snel­heid thans reeds ge­ste­gen tot zo’n veer­tien mil­lioen.
Men zal er dan ook niet ver naast zijn in­dien men schat, dat zo om en na­bij de 40.000.000 Ameri­ka­nen de te­le­vi­sie als een even be­lang­rijk deel van hun da­ge­lijks be­staan be­schou­wen, als wij Ne­der­lan­ders de fiets bij­voor­beeld.

107 stations en 14.000.000 ontvang-toestellen

Het mach­ti­ge koor van Ame­ri­kaan­se cri­ti­ci, dat nog geen jaar ge­le­den in al­le fel­heid de ver­schrik­kin­gen af­te­ken­de, wel­ke de T.V. voor de ziels­rust der kin­de­ren op­riep, is thans ge­krom­pen tot het le­ger, dat al­tijd blijft be­staan te­gen „het nieu­we”. De ban, waar­me­de de T.V. de kin­de­ren ge­van­gen hield, werd fu­nest ge­noemd. Een zorg­vul­dig opninie-onderzoek — ruim een jaar geleden in Amerika gehouden — wees onder meer het volgende uit: het aantal kijkuren van kinderen is belangrijk hoger dan dat van ouderen.
Een New Yorkse organisatie, de „United Parents Association”, welke gedurende drie jaren enquêtes had gehouden, kwam tot de slotsom, dat het oudere publiek op een gemiddelde avond steeds wisselt, doch dat de kinderen, waaronder nog zeer jeugdige spruiten, nagenoeg permanent aan het T.V.-apparaat gekluisterd waren.
Alle waarnemers kwamen tot de conclusie, dat het T.V.-kijken door de kinderen „buitensporig” genoemd moest worden. Zonder enige twijfel was het een ontstellende bijzonderheid voor de onderzoekers, te ontdekken, dat kinderen in de leeftijdsklasse van vijf tot zes jaar de grootste belangstelling voor het „magische glas” toonden. Niet minder dan gemiddeld vier uren per dag brachten zij door met het kijken naar de T.V. Zodra de kinderen naar school gingen, verminderde de belangstelling, maar toch bleef de gemiddelde kijk-duur voor kinderen van zeven tot zeventien drie uren per dag.
„Ik heb niet meer te lezen. Ik kijk en leer”, zeide vele maanden geleden een klein meisje, en vele ouders en docenten riepen ach en wee. Nu wij een jaar verder zijn, schudden veel minder opvoeders het hoofd over de hebbelijkheid van hun kroost „kostbare en kostelijke” uren voor het T.V.-apparaat door te brengen, en wel omdat de jongens en meisjes thans geenszins meer zo buitensporig vastgekluisterd zitten aan dat grote huiskamermeubel.

HET NIEUWE IS ER AF

Het nieuwe is er voor het Amerikaanse kind af althans voor hen, die wonen inde 63 steden, waarin ruim 60 procent van de Amerikaanse bevolking geconcentreerd is — en welke een of meer T.V.-zendstations rijk zijn.

Het is nog wel zo, dat de Amerikaanse kinderen in onze dagen verhoudingsgewijs nog steeds de meest enthousiaste T.V.-bewonderaars zijn, doch de leraren menen thans toch wel, dat de televisie in verlerlei opzichten de jeugdigen en nog zeer jongen in gunstige zin beïnvloedt. En slechts een te verwaarlozen negatieve invloed op hen uitoefent.

De meningen culmineren nagenoeg alle in de vaststelling, dat de kinderen weliswaar in het begin op buitensporige wijze hun hartjes aan de T.V. verpand hadden, en hun andere bezigheden nagenoeg verwaarloosden, maar spoedig naar hun normale levensgang terugkeerden en geenszins „achter” raakten op school.
Ook het verwijt, dat de televisie in het gezicht geslingerd werd, als zouden de kinderen geen boek meer inkijken, wordt heden ten dage door talrijke waarnemers in duidelijke bewoordingen geloochenstraft. Hier en daar in de Verenigde Staten lezen de kinderen zelfs meer dan vroeger.
En dan te denken, dat een kleine twaalf maanden geleden mevrouw Leland H. Merrill — een onderwijzeres — bij haar leerlingen, die de T.V.-uitzendingen regelmatig volgden, een nerveuse vermoeidheid en een lichamelijke, emotionele en geestelijke aantasting van het gestel constateerde.
De leercapaciteit zou verminderen, terwijl de ogen schade zou worden aangedaan door het urenlang naar het leine scherm staren...... Er is dus wel veel ten goede gekeerd.
Zoodra het nieuws er afgesleten was, hoorde men ook niet meer, dat de programma’s voor de kinderen in brede kring te krachtdadig, te veel en in slechte zin beïnvloedend werden genoemd. De vele cowboy-avonturen en schurken-histories (Billy the Kid, Bob Steele, Tim McCoy, Howdy Doody, Captain Video, Morey Amsterdam) die „vroeger” — nog geen jaar geleden — een groot deel van het programma uitmaakten (en nog maken) en waarop een belangrijk deel der critiek zich richtte, worden thans — en wel door de psychiatrische doctor Phillip Polatin van de universiteit van Columbia — „een buitengewoon goede uitlaat” voor de kinderen genoemd.

Lang niet onverdienstelijk moet het verder geacht worden — en wel volgens schoolhoofden en -inspecteurs — dat de T.V. de kinderen bekend maakt met velerlei persoonlijkheden en gebeurtenissen, welke zonder het hulpmiddel van de televisie aan hun aandacht ontsnapt zouden zijn.

CONTROLE EN LEIDING NODIG

Uit deze gezichtshoek beschouwd, bouwt de T.V. ontegenzeggelijk mede aan de opvoeding van het kind.
De algemene waarschuwing is echter, dat de ouders op een verstandige wijze hun kinderen moeten controleren en leiden bij het T.V.-kijken.
Fred Schoenberg van de Stuyvesant High School te Manhatten, maakte de misschien enigszins sarcastische, maar niettemin de het probleem juist typerende opmerking:
„Ik ben er zeker van, dat de goed gezinde burgers van enige eeuwen geleden het een tijd vermorsen vonden wanneer de jeugd las. Het was volgens hen beter de boeken de boeken te laten en de koorzang te beoefenen....”
En Norman Cousins, die geruime tijd geleden de bijkans historisch geworden woorden „uit de tovenerij van de televisiebuis is zulk een aanranding op de menselijke geest, zulk een gemobiliseerde aanval op de verbeelding, zulk een invasie tegen de goede smaak gekomen, als nog nooit geschied is, met enig ander medium, zelfs film of radio niet uitgezonderd”, neerschreef, vindt thans tegenover zich talrijke bekwame lieden, die juist het tegendeel beweren. De laatsten hebben dan ook bij hun meningvorming het voordeel gehad, dat de T.V. al in flinke mate de kinderschoenen ontgroeid was en op heel wat steviger benen stond dan een of meer jaren geleden.