Twee Edellieden van Verona (Burgersdijk, 1886)/Eerste bedrijf
Eerste Bedrijf
[bewerken]Eerste Tooneel
[bewerken]Een plein in Verona.
VALENTIJN en PROTEUS komen op.
Valentijn.
- Staak vrij uw overreding, lieve Proteus;
- Thuiszitten maakt een jonkman tot een huishen.
- Ja, hield de liefde uw lente niet geketend
- Aan 't lieflijk lonken van uw aangebeed'ne,
- Dan drong ik u, veeleer te zaam met mij
- Der wijde wereld wond'ren te gaan zien,
- Dan zoo uw jeugd, in duffe droomerij
- En lendenlamme lediggang te slijten.
- Doch wijl gij mint, — blijf minnen, groei er in,
- Zooals mijn wensch zal zijn, als ik eens min.
Proteus.
- Gij wilt dus gaan? Vaarwel, mijn Valentijn!
- Denk aan uw Proteus, als gij op uw reizen
- Iets vreemds en recht opmerkenswaardigs ziet;
- Indien 't u goed gaat, rijze in u de wensch,
- Dat ik er bij waar'; en zijt ge in gevaar, —
- Indien er ooit gevaren om u zweven , —
- Beveel uw nood dan aan mijn heil'ge beden,
- Want ik wil voor u bidden, Valentijn.
Valentijn.
- En zeker bidden uit een liefdeboek?
Proteus.
- Uit een geliefd boek, ja, zal 'k voor u bidden.
Valentijn.
- Ja, uit een grondloos boek van diepe liefde,
- Hoe door den Hellespont Leander zwom.
Proteus.
- Dat is een diep verhaal van dieper liefde;
- Hij stak in liefde meer dan schoenendiep.
Valentijn.
- 't Is waar; in liefde steekt gij laarzendiep,
- En toch, nooit zwomt gij door den Hellespont.
Proteus.
- Wat, laarzen? Pas geen Spaansche laars mij aan.
Valentijn.
- Nu, 'k zeg, gij steekt in folterlaarzen.
Proteus.
- Wat?
Valentijn.
- Gij steekt in liefde, die voor smachten hoon,
- Met hartezuchten schuwe blikken koopt ,
- Een oogwenk heils met twintig bange nachten,
- Bij zoete zege steeds een neêrlaag wint,
- Bij neêrlaag zure moeite als overwinst;
- Liefde is een dwaasheid, door vernuft gekocht,
- Of wel vernuft, door dwaasheid overmocht.
Proteus.
- Gij stelt mij waarlijk als een dwaas ten toon.
Valentijn.
- Gij stelt uzelven, vrees ik, dus ten toon.
Proteus.
- Gij smaadt de liefde; en ik ben niet de Liefde.
Valentijn.
- Liefde is uw meester, want die meestert U;
- En hij, die zoo het juk draagt van een dwaas,
- Zij, dunkt mij, bij de wijzen niet geboekt.
Proteus.
- Toch staat geboekt: zooals in de eêlsten knop
- De worm verterend huist, zoo kiest de liefde
- Verterend woning in den eêlsten geest.
Valentijn.
- En 't staat geboekt: zooals de vroegste knop
- Verteerd wordt, voor 't ontluiken, door den worm,
- Zoo wordt de jonge en teed're geest door liefde
- Verkeerd in dwaasheid; in den knop verwelkt hij;
- Reeds bij het eerst ontluiken valt zijn groen
- Met al, wat ooit op vruchten kon doen hopen.
- Doch wat spil ik mijn tijd met raad aan u,
- Die u verpand hebt aan den minnewaan?
- Nog eens, vaarwel! want aan de haven wacht
- Mijn vader reeds om mij aan boord te brengen.
Proteus.
- 'k Ga met u naar de haven, Valentijn.
Valentijn.
- Neen, Proteus, laat ons hier nu afscheid nemen;
- Maar schrijf mij spoedig naar Milaan, hoe 't u
- Met uwe liefde gaat, en wat er verder
- Voor nieuws hier is in 't afzijn van uw vriend;
- En wacht van mij gelijk bezoek ten uwent.
Proteus.
- Nu, alle heil geworde u in Milaan!
Valentijn.
- Zoo u niet minder thuis! En nu, vaarwel!
(VALENTIJN af.)
Proteus.
- Hij jaagt naar eer en ik naar liefde; hij
- Verlaat zijn vrienden, om hen te verheffen;
- Ik, om de min, mijzelf, mijn vrienden, alles.
- Gij, Julia, hebt mij aan mijzelf ontvoerd,
- Zoodat ik niets studeer, mijn tijd verdoe,
- De wereld niets tel, goeden raad veracht,
- En, suf gedroomd, zwaarmoedig zucht en smacht.
(FLINK komt op.)
Flink.
- Vergun, heer Proteus, was mijn meester hier?
Proteus.
- Hij ging juist heen, en naar Milaan aan boord.
Flink.
- Nu, twintig tegen een, dan is hij scheep,
- En ik, die van hem af geraakte, een schaap.
Proteus.
- Ja, ja, niet zelden raakt een schaap verdwaald,
- Zoodra de scheper in het hoeden faalt.
Flink.
- Gij wilt dus zeggen, dat mijn meester een scheper is
- en ik een schaap?
Proteus.
- Ja juist.
Flink.
- Dan zijn mijn horens zijne horens, of ik waak of slaap.
Proteus.
- Een recht onnoozel antwoord, passend voor een schaap.
Flink.
- Dat maakt mij waarlijk weer tot schaap.
Proteus.
- Juist, en uw meester tot scheper.
Flink.
- Neen, ik kan het tegenspreken met een sluitrede.
Proteus.
- En ik maak mij sterk het met een andere te staven.
Flink.
- De scheper zoekt de schapen en niet het schaap den
- scheper; welnu, ik zoek mijn meester en niet mijn meester
- mij; derhalve: ik ben geen schaap.
Proteus.
- Het schaap volgt om het voêr den scheper, de scheper
- niet om het eten 't schaap; gij volgt om loon uw meester,
- uw meester volgt u niet om loon; derhalve, gij zijt
- een schaap.
Flink.
- Nog eens zulk een sluitrede, en ik roep mè-è!
Proteus.
- Maar hoor nu, hebt gij mijn brief aan Julia gegeven?
Flink.
- Ja, heer; ik, een verloren schaap, gaf uw brief aan
- haar, een verkoren schaap; en zij, een verkoren schaap,
- gaf aan mij, een verloren schaap, niets voor mijn moeite.
Proteus.
- Voor zooveel schapen is de weide wel wat te klein.
Flink.
- Als het veld overvol is, deedt gij het best, haar te
- kooien.
Proteus.
- Neen, daar zijt gij aan 't dwalen; ik deed het best, u
- te schutten.
Flink.
- Mij beschutten, heer! met minder dan een pond voor
- het bezorgen van uw brief zal ik wel terecht komen.
Proteus.
- Wat onzin! 'k meen, u in de schutkooi steken.
Flink.
- Mij in een kooi te steken? die vast op fooien reken!
- Die aan uw lief uw liefdebrief zoo schoon wist toe te
- steken!
Proteus.
- Maar wat zeide zij? (FLINK knikt.) Zij heeft geknikt,
- niet?
Flink.
- Niet geknikt? Ja.
Proteus. Ja bij niet? dat is neen.
Flink.
- Gij verstaat mij verkeerd, heer; ik knikte, dat zij
- knikte; en gij vroegt mij, of zij niet geknikt had, en ik
- zeide van ja.
Proteus.
- En niet-ja is neen.
Flink.
- Nu gij de moeite hebt gedaan, dit bijeen te Iezen,
- moogt gij het voor uw moeite houden.
Proteus.
- Neen, neen, ik neem het niet aan, en verlang meer
- van de briefbestelling te vernemen.
Flink.
- Nu, en ik verlang meer voor de briefbestelling te ontvangen
- en heb geen vrede met uw bestel.
Proteus.
- Hoe zoo, kerel, geen vrede met mijn bestel?
Flink.
- Neen, heer, want ik bestelde den brief goed, en uw
- bestel zegt neen en telt mij niets toe voor mijn moeite.
Proteus.
- Verduiveld, gij zijt bij de hand!
Flink.
- En toch kan mijn vlugge hand uw trage beurs niet
- machtig worden.
Proteus. Kom, kom, doe mij kort en goed opening van de zaak; wat heeft zij gezegd?
Flink.
- Open dan uw beurs, opdat wij geld en nieuws gelijk
- oversteken.
Proteus.
- Nu man, daar hebt gij wat voor uw moeite; wat heeft
- zij gezegd?
Flink.
- Waarlijk, heer, ik geloof, dat gij niets van haar te
- hopen hebt.
Proteus.
- Waarom? Hebt gij haar dit weten te ontlokken?
Flink.
- Neen, heer, ik heb haar volstrekt niets kunnen ontlokken;
- neen, zelfs geen onnoozelen dukaat voor het
- overbrengen van uw brief. En daar zij zoo hard voor
- mij was, die uwe gezindheid haar schriftelijk overbracht,
- vrees ik, dat zij even hard zal wezen voor u, als gij uwe
- gezindheid haar mondeling mededeelt. Geeft haar als
- liefdepanden enkel steenen, want zij is zoo hard als staal.
Proteus.
- Wat! heeft zij niets gezegd?
Flink.
- Neen, niet zooveel als: „Ziedaar, dat is voor uw moeite".
- Ik dank u, de grootte uwer mildheid erken ik aan deze
- grooten, en uit erkentelijkheid laat ik u in het vervolg
- uwe brieven zelf bestellen. En nu, heer, ga ik uwe
- groeten aan mijn meester overbrengen.
Proteus.
- Ga, ga! gij zijt de veiligheid van 't schip;
- Zijt gij aan boord, dan kan het niet vergaan;
- Gij zijt voor droger dood aan land bestemd. —
(FLINK af.).)
- Ik moet een beet'ren bode tot haar zenden,
- Mijn Julia, vrees ik, acht mijn regels niets,.
- Die haar een knaap, zoo diep onwaardig, brengt.
(PROTEUS af.)