Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 1 (1854).djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 9 —

Zy voert zijn naam als Dwangbetemmer;
En ieder droppel van zijn bloed
Schoot uit in onbezweken helden
Wie ’s aardrijks einden juichend melden,
Zoo verr’ de zon het Westen groet.

Doch zwijge ik u, wien Maurits ziel
By ’s Grootvaârs naam te beurte viel,
ô Bloem, uit Fredriks koets ontloken?
Wiens bloed door Vaadrengloed van ’t koken,
In ’s levens vroegen morgengloor
Op ’t haast gesloten Heldenspoor
Den schoonsten middagglans beloofde!
Wiens Ridderlijke heldenleest,
Wiens door een God ontvonkte geest,
En ’t oog, door ’t schalk verraad gevreesd,
Wat groot, wat Vorstlijk was, verdoofde!
Waar, waarom, ô verstorend God,
Dien schat van Goddelijke gaven
In d’ opgang van zijn jeugd begraven,
Ten zegepraal van ’t dwangziek rot?

Rijs, vrucht der Weduwlijke koets!
Gy, laatste spat des heldenbloeds
Tot Neêrlands eenigst heil geschapen,
Reeds wacht u ’t blinkend oorlogswapen,
(Hoe zwak, hoe teder, hoe verdrukt,)
Die ’t weêr de Dwinglandy ontrukt.
Rijs, Derde Willem, leer verduren,
Wat dolle wraak en vorstenhaat
Met de uitgezochtste beulensmaad
Om ’t kinderlijke Weesjen laadt!
Leer Vaadren weldaân wreed bezuren!
De Godheid ziet het; lijd en hoop!
Door nieuwe weldaân zult ge u wreken,
Op nieuw eens Dwinglands kluisters breken,
En redder zijn van gantsch Euroop.

W:at grimt hier ’t gluipend Staatsverraad!
Het uur van Neêrlands grootheid slaat.
Ja, weiger Vorstelijke banden!
De scepters vallen in uw handen,
De diadeem omvangt u ’t hoofd,
En de Aard, uit Frankrijks klaauw geroofd,
Buigt neder voor uw Heldendegen.
Regeer! ’t Heelal ontvangt uw wet,
De kop des Dwinglands werd verplet,
En Neêrlands Vrijheid is gered,