Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/118

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meer goedheid aanzag: »Gij hebt mij nog niets gezegd van de Prinses van Eboli; zij is toch wèl?”

»Niet vroolijk, Sire! zij schijnt lijdend...”

»Dat is niet goed; de schoonste dame van ons Hof moet niet aan zwaarmoedigheid toegeven. Wij willen haar zelve tot opgeruimdheid manen; wij willen haar nog dezen avond zien!...”

»Uwe Majesteit zal zich herinneren, dat zij voor Donna Margarita een onderhoud moet bemiddelen in haar paleis, met den jongen Toledo... Uwe Majesteit vond niet voegzaam, dat in de vertrekken der Koningin...”

»Juist, dat is waar; maar die samenkomst heeft geen haast, volstrekt niet; wij wenschen integendeel, dat zij vertraagd worde, nog vele maanden, zoo het kon... de kleine Saavedra moet ziek worden... haar toestand aan 't Hof is een weinig dubbelzinnig, zoolang de ondertrouw niet heeft plaats gehad; zij moet bij Donna Anna wonen, tot zij Alba's zoon huwen kan. Als dat gesprek heden plaats vond, en de uitkomst had, die ik gis, zouden wij gedwongen zijn tot eene handeling, die nog niet met onze ontwerpen strookt. Hebt gij ooit opgemerkt, dat de gravin iets tegen het huwelijk had?”

»Ten tijde van de zalige Koningin Elisabeth wenschte zij het niet; nu heeft men haar naar zijne terugkomst met hartstochtelijkheid zien verlangen! Mijne vrouw, met wie zij vertrouwelijk omgaat, heeft nooit eenigen tegenzin tegen hem bij haar waargenomen; ook tegen de Koningin, die haar liefheeft, zou zij zich dan geuit hebben.”

»En Donna Maria meende haar een blijde verrassing bespaard te hebben...” hernam Filips nadenkend. »Neen, het kan niet anders; bij Federico is die ridderlijke galanterie, om de bruid niet bij overrompeling te nemen, een gezocht voorwendsel. Een voorwendsel, dat wegvalt na hun gesprek... en het is mijn oogmerk niet, zoo schielijk met de Toledo's te breken...”

»Uwe Majesteit stelt dus slechts uit?...” vroeg Gomez verrast en verheugd.

»Gomez! ik heb u dezen ochtend verdriet gedaan; ik zal u iets zeggen, dat u vreugde geeft: het is wel eene vreugde, die gij met boete en gebed weer moogt verzoenen; maar dat is uwe zaak... Gij begrijpt, dat een dienaar, die zich zelven den allergetrouwsten noemt, geenszins kan gezegd worden, getrouw