Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/119

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te zijn, daar hij zich eene eere aanmatigt, die het zijn Vorst alleen toekomt hem te geven; maar de Vorsten ook moeten zich van grieven als deze wreken, wanneer de gelegenheid gunstig is, en niet op oogenblikken, waarin de rechtvaardigheid en de voegzaamheid eischen, dat ze belooningen en liefkoozingen uitdeelen voor waarachtige diensten. Eene zoodanige gelegenheid wacht ik, heb ik alreede in 't oog; maar te schielijk, kan zij mij ongelegen zijn. Spanje en Nederland moeten weten, dat ik over Alba voldaan ben, dat hunne klachten, noch hun haat machtig waren, eenigen invloed uit te oefenen op ons besluit, en Rome moet weten, dat, wie de ketters vervolgt, met den ijver van dezen man, veel waard is aan den Katholieken Koning! En nu, verlaat mij, Gomez! ik weet, dat ik u geen zwijgen heb aan te bevelen; wij hebben behoefte aan vrome overpeinzingen; laat de Infante Isabella gewaarschuwd zijn, dat wij met haar bidden willen...”




Het gebeurde, gelijk de Koning gewild had: Donna Margarita, die men, onder voorwendsel eener lichte ongesteldheid, van het Hof verwijderde, werd gehuisvest bij de Prinses van Eboli, en de samenkomst, die haar lot beslissen zoude, vond niet plaats, ondanks den ernstigen wil der beide belanghebbenden om die te zoeken; want ook Don Frederik werd belast met eene zending naar Portugal, die hem daar maanden lang kon terughouden, en het scheen of de Koning het gansche huwelijksontwerp vergeten had, of wel, dat hij het had opgegeven. Ondertusschen genoot Alba al de voordeelen eener besliste hofgunst. In het openbaar gewerden hem liefkoozingen en eere van zijn meester, die zijne vrienden verrukten, en in het kabinet ging zijne meening bijna altijd door. Filips slaagde er in, den Hertog den volkomenste ruste te geven omtrent zijne onveranderde toegenegenheid, en deze hield het er voor, dat het des Konings oprechte bedoeling was geweest, zijn zoon bij eene bevallige vrouw een aanzienlijk huwelijksgoed toe te voegen, en dat alleen een oogenblik van kwade luim over het ongevallig gedrag van dezen hem een toornig woord op de lippen en een vreeselijken gloed in de oogen had gebracht: men ziet, des Hertogs gissingen kwamen de waarheid nabij, maar zij betrapten haar niet. Zoo bleef alles tot na het Pinksterfeest, toen