Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/124

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bleef ik met onrust hunne terugkomst verbeiden; want de dag begon reeds aan te breken, en met ieder kwartier nam het gevaar toe om bespied te worden door sommige bewoners van het paleis, wien het inviel om zich ter vroegmis te begeven. Eindelijk keerde mijne beschermelinge terug, vergezeld door een man in priesterkleeding, zeker eene nieuwe vermomming van den schalken Prins. De dame kuste zijne hand, toen zij mij zag naderen, en hij leidde die daarna zegenend op haar voorhoofd, eene mommerij, die mij ergerde. De gesluierde vrouw trad aan mijne zijde vast en haastig voort; eene haast, die haar noodlottig werd, tot mijn geluk! want daarbij ontviel haar een gordel, dien ik opnam, opdat hij haar niet verraden zoude; dien ik vergat terug te geven bij haar schichtig wegsluipen, toen wij de galerij weder bereikt hadden, en waarop ik een naam ontdekte en een wapen, die het noodig hebben gemaakt, dat ik dus tot u spreek. Want, edele Donna! de vrouw, die afdaalt tot dergelijke avontuurlijke tochten, raag de liefde van een prins kunnen boeien voor een tijd; op de achting, die een goed edelman wenscht te schenken aan zijne gade, heeft zij nimmermeer recht ― en dit voorval, dat geene anderen bekend is, dan wie er deel in namen, is voor u niet nieuw, want gij zelve waart die vrouw!”

Donna Margarita had toegeluisterd zonder een zweem van onrust of de minste verontwaardiging te laten blijken, en slechts met het zacht en weemoedig toeknikken van wie tusschen smartelijke en zoete herinneringen heen en weder wankelt; slechts toen hij van den gordel gewaagde, had zij eene lichte beweging van verwondering niet kunnen weerhouden; en toen hij eindigde, getuigde haar gelaat van eene kalmte, welke tergend terugwerken moest op den man, die al zijne woorden er op berekend had, om haar te schokken en te ontzetten.

»In waarheid, Don Federico!” sprak zij, »in uw verhaal is voor mij meer nieuws, dan gij gemeend hebt. Dat gij dien gordel vondt, ontheft mij van een grooten angst; ik meende altijd nog, dat hij in onveilige handen kon zijn, dat wellicht de Koning... En zoudt gij gelooven, dat ik nu voor het eerst hoor, wie mij dien gewichtigen dienst heeft bewezen? De Prins had van een capitan der Guardias gesproken, zonder een naam te noemen, en in de ontroering van die oogenblikken had don Fi-