Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/125

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lips zelf mijne hand kunnen vatten, zonder dat ik hem had herkend. Nu ontheft het mij van de moeielijke taak, deze bijzonderheden mede te deelen, iets, waar eene vrouw toch altijd tegen huivert; maar nu begrijp ik ook te beter, hoe de Prins mij kon aanbevelen, om mij gansch aan uwe edelmoedigheid te vertrouwen.”

Don Frederik bleef als verstijfd van verwondering; hij begreep niet, wat die vrouw zijn kon; zooveel vermetelheid; zooveel schaamtelooze kalmte onder een toestand als de hare tegenover hem, en toch die rustige ernst, die geene lichtzinnigheid scheen! hij werd verlegen met zijne houding; want hij had al zijne wapens op haar afgestompt, en niet één scheen haar ook slechts geschrampt te hebben; ook antwoordde hij op een toon, die weifelde tusschen bitterheid en scherts:

»De Prins zal van die edelmoedigheid toch wel niet wachten, dat ik u tot gemalin zal nemen?”

»Neen, Senor! ik geloof niet, dat hij die eere voor mij zou wenschen,” sprak zij met een trotsch glimlachje.

»Maar in 't eind dan, Mevrouw! wat wil men van mij?” riep hij stampvoetend van ongeduld en toorn; »want ik verklaar mij overwonnen en verward in dit weefsel van vrouwelijke...”

»Behoedzaamheid,” viel zij in; »gij moet mij vergeven! eene bede als die, welke ik u te doen heb, waagt men niet, dan na zich verzekerd te hebben van den goeden wil des mans, aan wien men haar richt. Van u weet ik nu, dat gij niets liever wenscht, dan te doen wat ik wil; want ik vraag alleen eene openlijke herhaling bij den Koning van datgene, wat gij eerst ontwijkend, en later met duidelijke woorden hebt verklaard: »dat gij mijne hand niet meer wilt, dat gij mij vrij laat,” slechts dat gij verzwijgen zult uit welke oorzaak! slechts dat gij mij toestaan wilt, mijne rol van een onbeantwoorden hartstocht voor u vol te houden - totdat” - zij zuchtte diep - »er te eeniger tijd voor mij uitredding daagt.”

»Daar is eene goedheid, die lafheid wordt, Mevrouw! onnoozelheid zou ik haar moeten heeten, zoo ik vrijwillig dus de gevolgen op mij nam van - van - ik wil het onberaden hartstocht noemen. Gij weet het, dat, wat gij mij vraagt, gaat niet met een klein gevaar verbonden; gij weet, hoe Filips zijne gehoonde Majesteit wreken zal, en zijne bevelen, die ongehoorzaamd blijven.