Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Federico!” sprak hij eindelijk, en zijne stem klonk zacht, »ik hen trotsch op u,” en hij nam zijne hand en bleef eene wijl zwijgend in die houding. En toen hij het hoofd weder ophief, was er iets duisters en straks in zijne trekken, dat van een somberen inval getuigde. ― »Om uwentwil wenschte ik dat Don Carlos leefde,” hernam hij met gedempte stem. »De Koning moet den vader benijden in mij. Hij heeft zijn zoon moeten opofferen; zal hij mij toestaan den mijnen te behouden?”




»Men moet op alles gewapend zijn,” had Alba gezegd, en hij was de eerste mensch niet, die zóó gesproken had; maar zeker zou hij de eerste geweest zijn, zoo hij had kunnen uitvoeren wat hij voornam. Alba, minder dan een ander, had dit zelfvertrouwen moeten hebben. De Koning was sneller geweest in zijne bewegingen, dan de Toledo's in hun aanval.

Toen Don Frederik de beslissende verklaring had afgelegd, op de wijze zooals de Hertog het had voorgeschreven, werd hem de tijd niet meer gelaten, om een paard te bestijgen tot de reis naar Alba, noch tot eene mededeeling aan zijn vader. Uit des Konings vertrekken werd hij als gevangene weggevoerd naar Tordesillas. De Hertog, die in geweldige spanning de uitkomst zat af te wachten, vernam haar weldra door gedienstige vrienden. In ijlende haast snelde hij naar Aranjuez; het Hof trok naar Madrid terug, toen hij er aankwam; het zou niet mogelijk zijn den Koning te spreken voor den volgenden dag. In diepe bekommering doorwaakte hij den nacht, en wachtte het uur van den morgen af, waarop hij zich naar het Koninklijk paleis kon begeven. Zijn rang opende er hem de poorten en de binnenzalen; maar tot het kabinet des Konings vond hij zich den toegang afgesneden. Door bemiddeling eener staatsdame liet hij gehoor vragen bij de Koningin. Hij kreeg ten antwoord, dat de Infant ongesteld was, en dat Anna Maria in afzondering hare gebeden stortte voor zijn behoud. Alleen vaderlijke liefde overwon in den grijzen veldheer den trotsch van den Spaanschen Grande, en den afkeer, om eene derde weigering te gemoet te gaan. De Infante Isabella Clara Eugenia, de lievelinge haars vaders, en vaak genoeg in zijne bedoelingen ingewijd, was den Hertog genegen.