Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/139

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

genheden van den Afrikaanschen oorlog; ik heb gewichtige mededeelingen omtrent den Prins Don Juan van Oostenrijk, en alleen voor Uwe Majesteit...”

Maar Filips zag hem strak en scherp aan: »Wij hebben deze berichten uit Candia, die nieuwer zijn dan de uwe, Hertog!” antwoordde hij hard en met koelheid, en van toen af gaf Alba het op. Ook de Koning scheen den strijd moede; want spoedig daarna sprak hij het woord, dat hem bevrijdde.


{{nowiki />


Met de bedaardheid, waarmede hij van een verloren veldslag de gevolgen zou hebben berekend, maar met meer grievende smarte in de ziel, overwoog de Hertog van Alba de kansen, die hem nog overbleven. Zijn doordringende geest had uit het laatste woord van Filips twee zaken begrepen: de Koning wist, en de Koning had besloten, te willen ontveinzen wat hij wist. Door welke bewijzen dus ook de Hertog de onschuld van zijn zoon zou kunnen staven, ze zouden alleen strekken om hem schuldiger te maken; hoe beter hij gelijk had, hoe meer men hem in het ongelijk zou stellen; de Koning wilde smoren, geheimhouden, en Don Frederik had misschien te weinig verschooning voor die bedoelingen laten doorschemeren. Vandaar die toorn des meesters, die geheimzinnige gevangenschap, waarvan men den vader zelfs niet veroorloofde een woord te spreken. Buiten dat ééne was voor Alba zelven alles hetzelfde gebleven; om den schijn te bewaren, had Filips zijne ontevredenheid getoond over eene weigering, die hij moest goedkeuren in het binnenste van zijn hart, en eene korte gevangenschap in een Koninklijk slot zou wellicht het ergste zijn, wat Don Frederik te wachten had. Eene onrechtvaardigheid zeker tegenover een edelman, omdat hij vrij wilde beschikken over zijn hart; maar niet eene al te harde boete, en zeker eene verdiende les, voor den trouweloozen capitan der Guardias, die jonge Prinsen in hunne liefdesavonturen voorthielp. De kalme overweging van dit alles had den Hertog gerustheid kunnen geven; maar een onzeker voorgevoel, door niets gewettigd, en dat zich toch telkens aan hem opdrong, scheen hem te waarschuwen, dat er meer was, dan hij zien kon; dat hij omwikkeld was door een nevel van intriges, waardoor zijn oog, hoe scherpziend ook, niet