Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/140

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kon heenboren; dat hij omkronkeld was van zoovele listen; dat de verwarring zelve eindigen zou met hem te verstikken, en dat hij geene beweging kon doen, die er hem niet nauwer in vasthechtte, en dat hij van het doel, waarop de Koning afging, toch altijd maar de halve waarheid konde raden. Die onbestemde gewaarwordingen van vreeze, te midden van alles, wat hij had nagespoord tot zijne geruststelling, bewoog den Hertog tot voorzorgen, die den Vorst beletten zouden het ergste te ondernemen tegen Don Frederik. Zoodra zijne wezenlijke grieven tegen dezen bekend waren aan anderen dan hem zelven; zoodra het woord gesproken was, dat Don Juan aanklaagde, wie het dan ook mocht hebben geuit, zou Filips II rechtvaardig moeten zijn; hij kende zijne aanspraken op het uiterlijke van die vorstendeugd te wèl, om er niet zeker van te zijn. Perez, de minnaar der schoone Mendoça, haatte den Koning en was veil voor goud. Hij zou, door bemiddeling van dezen, een onderhoud vragen met Margarita, en haar door hoop of door vreeze, door smeekingen of door dreigen, dwingen zich te verklaren aan de Koningin, of aan de Infante Isabella. Frederik zou dan gered zijn! Alba verspeelde met dien stap wellicht den laatsten glimp van vriendschap van den Koning; maar hij geloofde zich onmisbaar en zijn zoon zou gered zijn! Dan ook hier zag hij zich vóórkomen. Perez had niets liever gewenscht dan hem dienst te doen. Maar de Gravin Margarita was uit het huis der Prinses Eboli weggevoerd, in het midden van den nacht, op bevel van den Koning, men wist niet waarheen.

»De maatregel was noodig,” voegde Perez er bij. »De arme jonge dame vervulde Donna Anna's paleis van hare kreten en klachten; de ongelukkige hartstocht voor Don Frederik heeft haar krankzinnig gemaakt. Ik heb het recht niet, de daden van een Toledo te beoordeelen, maar de edelsten en besten van het Hof en de stad misprijzen het in zulk een edelman, dat hij, na de schoone Gravin zulk eene liefde te hebben ingeboezemd, weigert die te bekronen.”

»In waarheid,” antwoordde Alba droogjes.

»En het is wel te zien, in hoe hooge gunst de Heeren van Toledo staan bij den Koning, dat slechts eene gevangenschap op Tordesillas....”

»Zeker, de Koning is hoog genadig,” hernam de Hertog, ter-