Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/145

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in zulk een toestand? zijt gij dat gevaar, waarvan uw vader schreef, ontkomen, of ― heeft het getroffen? Wil toch spreken, wat is er gebeurd?”

»Ik ben hier, om het te ontgaan,” hernam de jonge man, en tegelijk het hoofd opheffende, zag hij de roerende zielsangst op de trekken zijner bruid. Toen vermande hij zich en hief zich overeind met een glimlach. ― »Die onrust op dit schoone gelaat, en om mij!” sprak hij, »beloont mij duizendvoud mijn roekeloos ondernemen. Heb geene vrees, beminnelijke Maria! ik ben ongedeerd en gelukkig, gij bemint mij! Ontrust u niet, Monsenor! nu ik hier ben, nu ik u bereid zie tot onze vereeniging, is alle zorg voorbij; slechts kostte het mij moeite te komen; ik heb tien mijlen moeten afleggen, zonder rust of verpoozing; ik heb mijn paard doodgereden en dat van mijn page; ik heb sloten moeten verkrachten en wachters moeten omkoopen: ik kom uit den kerker van Tordesillas.”

»Octavio! laat den Hofmeester komen met wijn en verkwikkingen; mijn schoonzoon moet daaraan behoefte hebben, na zulk een tocht,” viel Don Garcia in. En toen Frederik's hand nemende, en die schielijk in die van Maria leggende, voegde hij er bij tot dezen: »Bij de eer van ons geslacht! gij hebt haar verdiend! Eene dolle daad als deze, Maria! om uwentwil, moet u meer waard zijn, dan het plechtigste bruidsfeest!”

»En dan de gevolgen... het gevaar,” voegde Maria er teeder bij.

»Er kon geen grooter zijn, dan u te verliezen,” sprak Federico hoffelijk, »en daarom, dierbaarste! als het waarheid is wat ik hoop en zie, dat gij willig stemt in de beschikkingen van onze vaders, laat er dan geen uur meer voorbijgaan, vóórdat deze hand de mijne is. Ik draag een onvoegzaam feestkleed, maar den tijd, waarin ik mij een spiegel kon laten voorhouden, heb ik moeten gebruiken om mijne ketens te breken.”

»Gij moet eerst uitrusten en u verfrisschen, en intusschen vertellen; bedenk dan toch, jonge man! wij weten nog niets, en wij gloeien van verlangen om alles te weten,” hernam de Admiraal.

»Een half uur rust en dan den priesterlijken zegen; ik heb recht het te vragen, edele Heer! ik smeek het u, Maria!” en plotseling zwijgende, scheen hij met schrik te luisteren. »O! het was niets,” hervatte hij, »een verward gerucht op de trap.... men kon mij gevolgd zijn ― en ik wil niet achterhaald worden.”