Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/146

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Bij San Jago! dat geloof ik, een gevangene, die zijn kerker pas is ontsnapt....” hernam Don Garcia opgeruimd.

»Maar het is omdat....” en de jonge man fluisterde den grijsaard iets in het oor, met een blik op Maria.

De Admiraal schudde het hoofd met gefronste wenkbrauwen, en sprak overluid: »Gij hebt gelijk, en toch wenschte ik, dat ik u beiden nu op Sicilië had; daar ben ik meester, beter dan hier, en hoe snel bracht een galjas u vandaar naar Napels, waar ge veilig de terugkeerende gunst des Konings hadt kunnen afwachten.”

De hofmeester trad nu binnen met overvloedige ververschingen, vulde een grooten zilveren beker, en bood dien Frederik aan, op ééne knie gebogen naar den eisch van de welkomstteug voor een gewenschten of een hoogen gast.

Toen de jonge Toledo zich een weinig had hersteld, vroeg Don Garcia, wiens levendig karakter zich nauwelijks zoolang had kunnen bedwingen:

»Maar hoe kwaamt ge toch in de staatsgevangenis van onzen Koning?”

»Ik zal u veeleer vertellen, hoe ik er uit kwam, mijn edele Hertog!” hernam Don Frederik, die gewoon was, tegenover dezen een losseren toon aan te nemen, dan tot zijn vader, wiens koude waardigheid doorgaans meer ontzag gebood dan tot vrijheden uitlokte. »De wijze, hoe men een edelman zijn degen afvraagt, in naam des Konings, hem dan verder heenleidt waar men goedvindt, kan u niet nieuw zijn.”

»Is het eerlijk van u, mij niet te willen begrijpen? ik vraag het waarom, de reden; een tweegevecht in 's Konings paleis? een onvoorzichtige uitval? er kunnen er duizende zijn in dit vrije koninkrijk!”

»Men wilde mij eene gemalin opdringen, en ik wist, dat ik hoop had op de hand mijner beminnelijke nicht; moge dit voor 't oogenblik u genoeg zijn, want het verhaal is te lang voor heden, en niet waardig de aandacht mijner Senora! Ik wil den Koning niet beschuldigen; maar zijn toorn was onrechtmatig, en de wijze, waarop hij zich wreekt, niet koninklijk. Het zij zoo! Toen men mij wegvoerde, zwoer ik bij mij zelven, waarheen men mij ook brengen mocht, mij noch door een koninklijk bevel, noch door een koninklijken muur te laten afhouden van de voorgenomene reis naar