Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/169

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was geweest, voor Ferdinand Alvarez de Toledo, Hertog van Alba, wien het niet had mogen gebeuren, in een der vele gevaren, die hij op het slagveld had getrotseerd, roemrijk als een veldheer te vallen, maar die voor de ondermijning der koortsen bezwijken moest. Eerst toen, eerst bij zijn sterven, werd hij verkwikt met dien gloed van zijns meesters vriendschap, dien hij zijn gansche leven door had nagejaagd, en nooit zeker geweest was te bezitten, en waarvan de blijken altijd waren tot hem gekomen met zooveel duistere vermenging, dat ze hem altijd aarzeling hadden verwekt en schroom. ― Maar dikwijls bezocht hem nu de Koning, en zonderling, altijd met dat ceremoniëel, dat hen verhinderde alleen te zijn, en tot andere, dan uitdrukkingen van oprechte genegenheid en dankbare rouwe, gelegenheid te laten. Het scheen, dat Filips nu de grootte van het verlies, dat hij lijden ging, met ieder samenzijn dieper besefte, ― ééns toch kwam de Koning vergeefs bij zijn grooten onderdaan; ééns hief deze het hoofd niet meer op bij zijne toespraak; ééns zweeg zijn mond op de belangstellende vraag naar zijn welstand. Het lijk van Alba luisterde niet meer!

En toen...... Filips II had zijne vierde gemalin overleefd, de jeugdige Anna van Oostenrijk, gestorven aan de pest of aan de kroon van Spanje, naar men 't nemen wil, de tweede bruid van Don Carlos, die hij zich ter vrouwe had genomen; hij had niet lang daarna zijn tweeden zoon door den dood getroffen gezien; het kind zijner grijsheid, dat hij tot den erfgenaam van al zijne tronen had bestemd. Bij den dood der Koningin had de Koning rouw bevolen door geheel het Koninkrijk, en bij den dood van den Infant had hij geen enkel uiterlijk teeken van rouw van zijne onderdanen gewild, en zijne eigene smart in zijn boezem gesmoord; ― maar bij den dood van den Hertog van Alba ― schreide hij met »zichtbare tranen,” ten aanzien van zijne hovelingen.

Wij moeten nog even opmerkzaam maken op de bijzonderheid, dat Alba bij zijne onderneming op Portugal, Don Fernando, zijn tweeden zoon, aan het hoofd stelde der ruiterij, terwijl hij zijn oudsten, Don Federico de Toledo, die met hem, en voor wien hij, geleden had, geen deel schijnt gegeven te hebben aan den roem, die er te winnen moest zijn bij zulk een krijgstocht! Wat mag dat geweest zijn? Eene kieschheid wellicht tegenover den Koning,