Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/278

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Schranderheid en lieftalligheid schijnen wel erfelijk in dit geslacht."

Ze is eene van Beveren! dat verklaart reeds eenigszins de achting en genegenheid, die zij schijnt te genieten van hare stadgenooten. Het geslacht der van Beverens was van de aanzienlijkste te Dordrecht; het was van oudsher in ’t bezit van invloed, ambten en fortuin, en gebruikte dat alles waardiglijk, niet enkel tot eigen lof en tot verhooging van eigen eere, maar ook ten nutte der burgeren, ten dienste der geliefde stad, en waar het zijn kon ten oorbaar van geheel het vaderland. Ook waren ze geliefd en gevreesd naar de mate van het gezag, dat zij hielden in hunne stad en het gebruik dat zij er van maakten.

De toenmalige vertegenwoordigers van dat geslacht bekleedden voorname ambten in de regeering, en waren daarbij, gelijk de meeste Hollandsche patriciërs, door huwelijk en maagschap verwant met andere aanzienlijke Dordtsche familiën. Eene jonkvrouw uit dit geslacht was dus reeds door hare afkomst aangewezen aan de belangstelling of de welwillendheid harer medeburgers; van haar zelve hing het af die werkelijk te verdienen of zich die gratis te laten bewijzen. Wij zullen zien wat zij er voor deed. Niet alleen aalmoezen uitreiken en kleine winkeliers in hunne nering voorthelpen, want zij richt zich nu naar een der hoofdgrachten, waar niet dan aanzienlijke koopmanshuizen staan, en juist nu wordt haar gang aarzelend en schuchter; ze ziet om zich heen met zekere onrust, als vreest zij gevolgd of bespied te worden, en toch is die gracht bijzonder stil; de bewoners zijn nog rustig in hunne huizen en op hunne kantoren, en van \’t gewoel en de bedrijvigheid van hun handel en scheepvaart wordt men aan deze zijde niets gewaar, daar dat alles omging langs achterhuizen, aan de rivier liggende.

Maar juist onder dat druk gewoel scheen het der jonkvrouw beter te zijn, en terwijl zij nu onder den invloed eener zichtbare besluiteloosheid hare schreden vertraagt, ziet ze een man naar haar toekomen, wiens ontmoeting onvermijdelijk is geworden, en die haar toch bijzonder onwelkom schijnt. In de eerste verrassing maakt zij eene beweging of ze de huik over het gelaat zou toeslaan; maar terstond bezint zij zich, ze voelt het, ze is toch herkend, en beter acht ze het nu geen schijn van geheimzinnigheid aan te nemen. Besloten gaat ze weer voort met vluggen tred.