Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/281

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

naar Groot-Almagniën; eene vergissing, die gij ongetwijfeld straks tot uw spijt en schaamte zoudt hebben opgemerkt; »want" vervolgde hij spotachtig, haar sterk aanziende, »ik, kan toch niet denken dat ge voornemens waart den rijken Straatsburger wijnhandelaar, die daar woont, een bezoek te brengen?"

Zij trachtte zijn blik rustig te trotseeren, maar zij antwoordde in verwarring: »ik bezoek zelden mijne nicht, liep zonder nadenken voort en…"

»Kwaamt zoo bijster te dolen!" viel hij in, terwijl hij het hoofd schudde; »zoo ziet men hoe weinig het joffers dient alleen te gaan. Wat wonderen dunk zou dat gegeven hebben van onze Dordtsche jufferschap, zoo gij op eens ongezocht bij dien vreemdeling waart binnengetreden…"

»Weet, Heer van Drenkwaart, dat ik nooit of nimmer ietwes zou doen — daarbij mijn jofferlijke faam schade zou kunnen lijden — doch me dacht, Heer Adam Voogd uit Groot-Almagniën is geen vreemde; hij heeft sinds lang burgerrecht in onze stad."

»Ge schijnt niet kwalijk met hem bekend!" riep van Drenkwaart, opnieuw haar een doordringenden blik toewerpende, dien zij echter kalm beantwoordde.

»Ik ken hem zelfs niet van aanzien."

»Zoo weet ge dat alles door uw vader?" vroeg hij.

»Waarom juist door mijn vader?’ hernam zij, op hare beurt hem onderzoekend aanziende.

»Omdat — omdat — heeft Mr. Cornelisz u dan gisterenavond geen nieuws medegedeeld?"

»Ik heb mijn vader sedert gistermiddag niet gezien! Naar ik meen heeft hij den avond overgebracht op het stadhuis in den Raad…"

»Dat is ook zoo, maar hij is toch te huis gekomen, en dezen morgen.…"

»Vader brengt meest zijn tijd te huis over in zijn studeervertrek, — met het gezin is hij niet samen, dan bij den maaltijd."

»Meester Cornelisz schijnt geen gezellig huisvader te zijn; aldus houdt ge wel weinig mondgemeenschap met hem, joffer Maria! Bij de trouw van uw jonkvrouwelijk woord, zegt gij daarin de waarheid?"

»Ik sprak de waarheid, Mijnheer! doch waarom hecht ge zooveel gewichts aan die verklaring? — ’t Is of er het land aan hangt,"