Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/288

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

achten en groote zonde; ik voele mij niet bekwaam om als Barbara van Wezel alles te verlaten, voor dat ééne, de vrijheid van consciëtien; ik voele mij bekwaam om eene goede huisvrouw te wezen, eene zorgende moeder — maar de sterkte, de roeping tot martelares, tot geloofsheldin heb ik niet." »Het is wijs als men, zich zelven kennende, de verzoeking mijdt doch bij dezen stand van zaken te uwent, zal het beter zijn, dat ik u niet verder moeie in mijne bekommeringen; het weten zou u kunnen bezwaren, zonder dat gij daarin zoudt willen raden of kunnen helpen."

»Neen toch, dat is wat anders" hernam vrouw Geertruyd, het gebogen hoofd met wat fierheid opheffende, »als er te helpen valt, dan biede ik mij aan zoo goed als eene andere; hulp kan in ’t heimelijk worden toegebracht, misschien zelfs wel door de derde hand; doch al ware dat niet, met bedreigden te beschermen, of vervolgden bij te staan, weet ik al te zeker goed te doen om te willen nalaten; dusdoende handel ik naar de intentiën van Bacherach, die gewoon is te zeggen: »de beweging keure ik af, de slachtoffers van den harden dwang hope ik bij te staan waar ik kan; men behoorde ons Hollanders niet al zulken juk op te dwingen tegens de privilegiën." Het nieuwe stelsel van geloofsonderzoek acht hij het voorspel van de allerzorgelijkste onheilen."

En zooals de Heer Bacherach dacht, naar het getuigenis zijner vrouw, oordeelde het grootste deel der Roomsch-Katholieken; zelfs waar zij met volkomen oprechtheid hunne Kerk bleven aanhangen, de invoering der Spaansche inquisitie met haar aanhang en noodwendige gevolgen vond eigenlijk bij niemand goedkeuring dan onder heftige fanatieken, ijverende monniken en eerzuchtige aanhangelingen van het Spaansche gouvernement; het zou oneerlijk zijn die vlek van instemming met een maatregel, die zoo strijdig was met het volkskarakter, te laten rusten op zoovele wel meenende Roomschgezinden als er moedig en vrijwillig de handen hebben ineengelegd tot openlijk verzet.

»Als uw echtgenoot en gij er zoo over denken, dan zekerlijk zou ik uw raad en dienst van doen hebben," hervatte Maria zichtbaar verlicht. »Ge moet dan weten, dat vader, uit den Raad komende, de gewoonte heeft alles aan moeder mee te deel en wat er is voorgevallen betrekkelijk de zaken der nieuwe religie, zeggende: »dat een gehylikt man geene geheimen behoort te heb-