Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/289

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ben voor zijne huisvrouw" en zonder eenige navraag te doen of uitlegging te begeeren van ’t geen zij maakt met die kennis. Moeder, als gij denken kunt, brengt mij dan wel haastelijk die nieuwsmare over en wij beraden ons te zamen, wat er behoort gedaan te worden, zoo vaak het gevallen belangt, daarin door vrouwendaad kan worden voorzien."

»Maar waarom zegt oom Corneilsz dat niet zelf aan u? hij kon dan aangeven, wat daarin gedaan moest worden," merkte vrouw Geertruyd aan.

»In ons gezin wordt zorgvuldig vermeden over die punten te spreken. Vader wil den schijn vermijden of hij mede de intentiën der regeering tegenwerkte; schoon hij tot zachtheid is geneigd waar zij niet dan strafheid wil gebruiken."

Vrouw Geertruyd glimlachte.

»Maar mijn simpel verstand is dat al een; oom zal toch wel weten, wat er tusschen moei en u omgaat."

Maria kleurde even en haalde de schouders op.

»Zulke wijze van doen noemen de mannen, zoo ik meene, politiek. Wat mij aangaat, het betaamt me niet de handelwijze van mijn vader te beoordeelen. Ik voor mij, die liefst met volkomene oprechtigheid te werk ging, moet toch ook list gebruiken…"

De glimlach van vrouw Geertruyd heeft zeker ook de lippen mijner lezers bewogen over den man, die op deze wijze naar de stem van het Christelijk medegevoel luisterde, zonder, naar hij meende, zijn overheidsplicht te schenden. Misschien was hij van dat laatste wel zoo heel zeker niet, als hij het zijne familie gelooven liet, maar toch achtte hij het zaak zich niet openlijk partij te stellen om in een ambt te blijven, dat hem zoo goede gelegenheid gaf, het juk der tyrannie voor zijne medeburgers te verlichten en over het teedere plantje der godsdienstvrijheid te waken, zonder daarvan de verklaarde beschermer te zijn; overwegende, dat zoo ieder voorstander der nieuwe denkbeelden zich onbezonnen tot hun martelaar opwierp, de kans voor eene zegepraal zou verminderen, ondanks het toenemen der strijders.

Het uur van openlijk handelen was nog niet gekomen, oordeelde hij, maar was dit eenmaal daar, dan zou hij zich geen dubbelzinnig voorvechter toonen van de groote vrijheidszaak. Intusschen neigde hij al meer en meer tot de Calvinistische gevoelens, door vrouw en dochter reeds met vrijmoedigheid beleden, las en on-