Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/290

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

derzocht de Heilige Schrift met grooten ijver; maar, altijd met dezelfde voorzorge der voorzichtigheid sloot hij zijn Bijbel en zijn Christelijk huisboek in een geheim kastje, opzettelijk daartoe vervaardigd, daar zelfs zijne positie hem niet vrijwaarde tegen de mogelijkheid van huiszoeking.

»Zoo geviel het dan" vervolgde Maria, »dat moeder mij hedenmorgen wekte met de treurmare, dat de Raad op gisteren is besloten tot eene scherpere handhaving der ordonnantiën op voorstel van ’t collegie der Schepenen, dat gansch onder den invloed staat van Schout Jan."

»Fij, dat een jongmensch zich gaat afgeven met zulk drijven! wie had dien lustigen danser op mijne bruiloft de zucht toegekend tot zulk geweld!"

»Overmaat van eergierigheid zal wel de naaste oorzaak zijn. Hij weet hoe ze tot Brussel geprezen worden, die tegens de lijders van ’t nieuwe geloof de grootste strafheid hebben geoefend. Van Drenkwaart heeft nu de handen ruim om zich verdienstelijk te maken. Hem is volmacht gegeven tot nieuwe huiszoeking onder de kleine luiden en vrijheid om zekere anderen proces aan te doen. Het eerste zal strekken om de geringe burgers door grove geldboeten en de vrees voor de justitie af te schrikken van het lezen der Schrift en het koopen van verboden boeken — en ze te dwingen ter biecht te gaan en de vasten houden in hunne huizen. Het andere: om onder de rijke en welgeboren luiden exempel te stellen door een van de voornaamste handelaren dezer stad, die verdacht is van de Kerk te zijn afgeweken, in hechtenis te nemen. Schout Jan heeft met groote woorden betuigd, dat hij bewijzen tegen hem in handen had, die meer dan voldoende zijn om die gevangenneming te wettigen, en dat men hem geen vierentwintig uren gekerkerd zal zien, of hij zal overtuigd zijn van ketterij — en dan — dan… O! ik weet het voorzeker, dan wacht hem het lot van de edele burgeres Digna Pietersz en anderen, die wij zoo deerlijk hebben zien omkomen."

»Een voorname handelaar!" riep Geertruyd half vragend, »’t is toch niet een der Scharlaeckens? een van de Stoops?"

»Neen, neen — men zal hen zoo haastig niet zoeken, die hier door al te grooten invloed en al te uitgebreide verwantschap geveiligd zijn. Zoo dat niet ware, Geertruyd! ik… ik vreesde, dat