Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zeker, indien de Hertog zich op dit punt illusies had gemaakt, trof hem reeds terstond bittere teleurstelling. — WELKOM, in den waren zin van het woord, was hij niemand, zelfs niet eens de hooge geestelijkheid, al wachtte zij het ook van hem dat hij kerkschennis kwam wreken; zij voelde het dat er triomfen zijn die te duur kunnen betaald worden. Slechts die fractie onder haar die geen vaderland kende dan Rome, dweepzieke priesters, monniken in domheid en traagheid verroest, en dat gedeelte van het volk, dat zich blindelings aan dier leiding had overgegeven, zij, die het heil der Kerk wachtten van eene inkwisitie — ware het ook de Spaansche! — zij jubelden, maar niet eens uit volle borst, want de Hertog was bekend als een trotsch, koel man, die zoo hoog gevoelen had van zich zelven, dat hij zich zeer weinig bekommerde om de opinie van anderen, en die bovenal eene groote mate van geringschatting toonde voor datgene wat men populariteit noemt. Dat ondervonden de afgevaardigden uit de steden, de leden van corporatiën en gilden, die hem met beklemde borst eene ootmoedige »groete van blijde inkomste” kwamen brengen; geen glimlach van welwillendheid of voorkomendheid verzachtte de uitdrukking dier strenge en strakke wezenstrekken, die als van nature bestemd waren om te gebieden en te ontzetten, en die in hun kille hardheid als versteend zouden geweest zijn, zoo niet de scherpe, doordringende blik van zijne levendige donkere oogen ze had bezield. Maar dat oog schoot eerder vonken uit van toorn en vlammen van stoute geestdrift, dan den milden gloed van liefelijk medegevoel; en zoo al de trotsche mond zich plooide tot iets dat naar een glimlach geleek, dan was het als de Hertog eene van die aardigheden zeide, die zijne toehoorders eene rilling over de leden brachten. Ook was het welhaast een volksgezegde in Nederland:

»Als Alba lacht sneeuwt het rozen”; maar het mirakel deed zich zelden voor.

Het is klaar als de dag, dat zulk eene persoonlijkheid niet geschikt was de antipathie te overwinnen die zijn naam alleen reeds had opgewekt. En hij wist het wel, maar dat bekommerde hem niet. Hij wist dat hij niet gekomen was om zich bemind te maken, en zijn scherpe blik doorzag snel het gehalte der welkomstgroeten.

Bij zekere gelegenheid dat hij dergelijke betuigingen, wier op-