Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/301

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ditmaal buiten het spel waren; die verdwijning van Adam Voogd was hem onverklaarbaar, doch hij moest er ten laatste in berusten.

De toestand van den gevluchte was intusschen alles behalve aangenaam. Zonder eenige toeneiging tot de Cynische wijsbegeerte te moeten leven als Diogenes, tusschen de hoepels van een wvijnvat, was zeker eene harde beproeving voor een man, die nog zoo weinig los was van de aardsche dingen. Toch gewerd hem daar al de troost, die eene trouwe vriendenhand hem kon aanbrengen. Vrouw Geertruyd voorzag hem van al het noodige met eigene hand. Dat duurde zoo eenige dagen, toen keerde Herman Bacherach van zijne reize terug; zooals zij voorzien had, keurde hij alles goed, wat zij gedaan had in ’t belang van zijn vriend; maar hij zag in dat diens positie niet houdbaar was. Naar zijn eigen huis terugkeeren, was voor Adam Voogd onmogelijk geworden, — hem bleef niets over dan vrijwillige ballingschap. Bacherach nam een beijtel-schipper, die voor zijn kantoor voer, in ’t vertrouwen. Als bootsgezel vermomd en aan de zijde van zijn nieuwen beschermer, verliet Voogd het huis van zijn gastheer, en bereikte zonder verdenking te hebben opgewekt, het Rijnschip, dat onverwijld de rivier opvoer. Hij koos zijne woonplaats te Emmerik in het Kleefsche, waar hij met meerdere Dordrechtsche uitgewekenen samentrof: Een slachtoffer minder op de bloedige rolle van van Drenkwaarts strafoefeningen.

Maria van Beveren ging daarna het moeielijk pad van werkdadige Christelijke liefde met denzelfden ijver en verhoogden moed, maar niet meer met de vroegere opgewektheid en levenslust: het was haar soms aan te zien; zij, die zooveel ongeluk wist te voorkomen, zooveel geluk wist te verspreiden, ging zelve gebukt onder eenig innerlijk lijden, waarvoor geene hulpe was te vinden. Ze scheen alle verwachting op aardsch geluk te hebben opgegeven. Maar de belangrijke Junimaand 1572 was eindelijk aangebroken, de Dordtsche vrijheidsvrienden met de jonge Blijenburg, Cornelis van Beveren en Jacob Muys van Holy aan het hoofd, haalden de Watergeuzen in, maakten verdrag met Bartold Entens, den Luitenant van den Graaf van der Marck, en begaven zich onder het gouvernement van den Prins van Oranje. De Dordtsche Magistraat werd veranderd, de Spaansch-