Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/315

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

werd hij heengesleurd langs Dordrecht's straten tot aan de Vuilpoort, de stadsgevangenis.




II.


De stad Dordrecht was, gedurende de eerste drie jaren van Alva's schrikbewind, verschoond gebleven van »geloofsonderzoek" (zegt een Historiekenner, [1] wiens uitspraak in dezen gelden mag); geloofsonderzoek, die vreeselijke nieuwigheid, waarmede de Oude Roomsche Kerk zich in Holland zocht te handhaven tegen die andere nieuwigheid, haar zoo gevaarlijk, waarbij de menschen het recht namen, zelve onderzoek te doen naar de gronden van hun geloof, aan de eenige zuivere bron, waaruit Christenen noodig hebben te putten: het levend water van Gods Woord; maar toch moest ten laatste de Dordtsche Regeering bewijs geven van gehoorzaamheid, in dit opzicht, aan Koning en Landvoogd, en zoo stelde zich ook daar omstreeks 1570 het kettergericht in, en werden er de bloedplakkaten uitgevoerd. In den aanvang schoorvoetend en met matiging, vooral onder de leiding van den schranderen, edelaardigen burgemeester Arend Cornelisz. van der Mijle, een goed Roomschgezinde, maar geen priesterslaaf, en den Schout Adriaan van Bleijenburg, een rustig en billijk man, die verschooning gebruikte waar hij kon, en die ten laatste, uit weerzin aan de verschrikkelijke en stuitende plichten, die hij zich zag opgelegd, zijn ambt nederlegde en zich van de regeering terugtrok. Maar zijn opvolger. Schout Jan van Drenkwaart, was van anderen zin. Jong, eerzuchtig, vurig van geest, gebruikte hij alle middelen, die onder zijn bereik lagen, om gevreesd te worden in zijne stad en geprezen aan 't Hof van Brussel. En hij wist het, niets zou hem meer zeker leiden tot dit dubbel doel, dan de strengste toepassing der scherpe ordonnantiën tegen de ketters, die hij, als een overijverig Spaanschgezinde, en als een volstandig voorvechter en dienaar der Priesterschap, in gemoede haatte, en met volle gerustheid te vuur en te zwaard vervolgde, zonder eenige aarzeling en zonder eenig bezwaar, niet anders dan

  1. Dr. G. J. D. Schotel.