Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/349

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der zaligheid," riep hij vol vroolijken moed; doch hij werd bestraft over dien roem, en terstond op hem toegepast, hetgeen het gebruik medebracht, dat men den slachtoffers bij het naderen van de strafplaats den mond stopte, opdat noch hun blijde geloofsroem, noch hun vertrouwend gebed, »van kwaad exempel mocht zijn," of wel een hulpgeschrei of een angstkreet de omstanders tot ontferming mocht bewegen. Hij echter wist daarna de beklemde tong te ontboeien, en riep, in luide en roerende woorden, tot God om hulp en uitkomst in die uiterste ure. Dit bewoog een onbekenden vriend, uit het gewoel des volks tot hem door te dringen, en hem troostend toe te spreken: »Strijd vromelijk, broeder! gij zult hierna niet meer lijden!" Maar van Cuyck had niet van lijden geklaagd, schoon hij den Heer als Helper had aangeroepen. Met de opgewekte geestdrift van den lijder, die de overwinning in 't oog heeft en de zegeteekenen reeds toonen kon, rukt hij zijn boetekleed open, toont den volke zijne bebloede borst, door felle geeselslagen aan de paleie doorvlijmd, en spreekt, met de oogen gericht naar dien Hemel, waar hij in den geest zijn Heer reeds aanschouwt: »Ik drage alreede de litteekenen des Heeren Jesu in mijn lichaam!" Mijneheeren de Kettermeester en die van den Gerechte hadden wel gaarne den moedigen trooster gegrepen, wiens toespraak tot zulken zegetoon had uitgelokt; maar de volksstroom had zich bliksemsnel voor hem geopend, en door zijne kronkelende golving was hij bedekt en verdwenen, eer het bevel der gevangenneming kon gegeven worden. Mijneheeren van de Inquisitie en van den Gerechte ervoeren het uit deze proeven en uit nog meerdere hunne wijze van het geloof voor te staan en den Koning te dienen, was niet populair. Het volk toonde zich minder verschrikt en versaagd door de ijselijkheid der straffe, die men zag uitvoeren, dan afgeschrikt van en verbitterd tegen eene Kerk en een gezag, die zulke middelen noodig hadden, om zich staande te houden.

Men had de poorten gesloten en veel krijgsvolk op de been gebracht, omdat men oproer vreesde; voor dat oogenblik bleef het bij gemor, maar het gedenken der martelaren bleef leven in de harten des volks. Het getuigde daarvan zoowel door schimpliedjes op de Regeering, als door lofliederen op de slachtoffers, waarin hunne laatste zegevierende woorden werden herhaald, en een van welke dus eindigt: