Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/362

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Señor!" riep de jonge edelman verschrikt, »wil mij verschoonen, zoo dit woord u dus grieft! u te kwetsen, was wel verre van mijne intentie… Ik wilde alleen mijn beste vermogen doen om u te verzoenen met dien vredehandel, daartoe onze vorsten besloten zijn!"

»Een besluit, doorgedreven in den Staatsraad, staande mijn afwezen!" sprak van Drenkwaart bij zich zelven, Doch zich beheerschende, hernam hij luide:

»Genoeg hiervan, señor! men moet vrede hebben met een vrede, dien ieder wil! Zoo onze wapenen niet meer gezegend zijn, is het tijd dat men ze neerlegge. Alzoo reist ge af naar Holland?" bracht hij uit met kennelijken tegenzin.

»Ja, señor! de Aartshertogin was zoo goed mijn verzoek in te willigen. Ik heb verlof mij aan te sluiten aan het gezantschap…"

»Hoe, zegt ge, dit Gasparo! verlof! die tocht is alzoo in uw hoofd opgekomen, en ’t is dus niet op uitdrukkelijk bevel van Hare Hoogheid dat gij mede reist?"

De jonge edelman scheen wat verlegen, maar antwoordde toch vrijmoedig:

»Zoo is het, señor! Ik heb altijd verlangen gehad de Staatsche provinciën te leeren kennen, zonderling Zeeland, waar nog zoovele van mijns vaders verwanten leven, die het mij aanbevolen heeft de betrekking op hen zooveel doenlijk aan te houden, iets wat mij tot hiertoe niet mogelijk is geweest bij de moeilijkheden, die de communicatie met Holland voor ons onderdanen van den Koning altijd heeft gehad, doch wat ik nu in persoon wilde doen, door de reize naar Holland mede te maken."

»De ridder de la Palma heeft u daar geen wijzen raad gegeven, en ik, de gelegenheid van daar ginds beter kennende dan hij, ben er tegen, dat gij dien opvolgt."

»Maar oom, wat vreest Uwe Heerlijkheid dan voor mij in het land uwer vaderen?" vroeg Gasparo, verdrietelijk.

»Ik heb u alreeds gezegd, ik considereer dat land niet meer als het mijne, ik ben er los van!" sprak van Drenkwaart heftig, »en wat ik er vreeze voor u: allereerst het kwade voorbeeld eener omgeving van scheurzieke beschimpers der Kerk, van diffamateurs der religie, die spotten met de allerheiligste Moeder Gods en haar eeredienst, reuckelooze verwerpers der misse en al wat daar voor schuldige ergernissen meer kunnen zijn in een land,