Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/383

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

derige dienares des Heeren, die er voorwaar wel onschuldig aan was, dat zulke ergernissen plaats vonden!

De pastoor was getroffen; hij overwoog of in die ongewone krankte niet een ongewoon geneesmiddel geoorloofd was.

»Ontlast me gansch het harte, mijn zoon," sprak hij; »gij moet mij zware dingen te vertrouwen hebben, daar af gij geene ruste zult vinden voor gij ze hebt uitgezegd."

De lijder, die eene wijle het hoofd had laten nedervallen, zag hem aan met een aarzelenden, twijfelachtigen blik, die weldra scherp en doordringend werd, en sprak op een korten rasschen toon: »Allereerst zeg me, wat houdt gij van de vervolging der ketteren; gelooft gij dat men zegt: vrijelijk ten vure mag doemen?"

De pastoor was besloten. »In uwe jonkheid, mijn zoon, heeft men die dingen al zoo gedreven, doch als ge mijne opinie vraagt, dan merk op dit: In de gelijkenis van den goeden Herder, die de Kerk toestaat den geloovigen voor te stellen, zie ik, dat de Heer het dolende schaap op den schouder neemt, en zachtelijk te huis brengt, niet dat hij het overgeeft ter slachting… Dit exempel verdiende wel navolging."

»’t Is genoeg, zwijg! nu wete ik met wien ik te doen heb!" viel van Drenkwaart in, en snel liet hij eene zilveren schel klinken, die op den gueridon stond naast zijn rustbed; zijn kamerdienaar kwam binnen.

»Mijnheer de pastoor van St. Nicolaas wil uitgeleid zijn, en wordt niet weder tot mij gelaten," beval van Drenkwaart.

En de pastoor, overbluft door den ongewachten aanval, die met zooveel strakke waardigheid werd gedaan, dat die niet aan eene ijlende koortse kon worden toegeschreven, de pastoor sprak geen woord om zijn schrik, zijne verontwaardiging lucht te geven. Hij groette zwijgend en vertrok; van Drenkwaart bleef alleen. Wat zulke eenzaamheid voor dezen man moest zijn, kan men zich licht begrijpen.

Pastoor en dokter werden echter beiden teruggeroepen, de señora verstond het zóó, en de lijder was te hulpeloos krank, doorgaans in verbijstering, of in bewusteloosheid, om er zich tegen te kunnen verzetten. Op de aantijgingen, die hij beiden niet spaarden, zelfs ten aanhoore van bezoekers en getuigen, werd geen acht geslagen. De dokter verklaarde, dat hij leed aan ontsteld brein. De dokter was gezien aan het Hof, de pastoor genoot