Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/395

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en die niet minder scherp toezag op het behouden der vesting, als Parma op het veroveren, oordeelende dat er meer dan dit moest gedaan worden, deed eenige versch verzamelde troepen, onder Hohenlo en Norrits, op den vijand aanvallenderwijze aanrukken, waarbij dezen eene belangrijke schans werd ontnomen, en waar van beide zijden moedig en heftig werd gekampt, hoewel met gelukkige uitkomst voor de onzen, aan wie dè zege verbleef van den korten, maar bloedigen krijgstocht. Zij bemachtigden zelfs de sloten Batenburg en Empsen, nog verder eenige kleine schansen, en brachten toen, krachtens het recht van de sterksten wat ze te voren door behendigheid hadden verricht, een ruimen en rijken voorraad van levensmiddelen en krijgsbehoeften binnen Grave, dat daardoor vooreerst tegen alle gebrek was gewaarborgd en dus niet door nood tot de overgave zou zijn verplicht. Maar Mansfeld en zijne krijgsgenooten hadden zoowel lankmoedigheid als stoutheid waar het noodig was, en lieten zich door deze nadeelige kansen niet afschrikken van hun doel, zelfs niet toen eene hunner schansen, met buskruit gevuld, door een Staatschen soudenier was doorgraven en ontstoken, op zulke wijze, dat de gloeiende kruitmijn slechts den belegeraars zelven schade bracht: zelfs toen nog volhardde Mansfeld in eene lankmoedigheid, die echter zeer verklaarbaar was. Het geweldig middel een er bestorming was ten laatste altijd te beproeven, maar daartoe faalden hem nu nog de krachten. Inmiddels was er reeds list beproefd: eenige angstvallige burgers en lafhartige soldaten hadden zich tot verraad laten vinden; dan, hun toeleg was bekend geworden, en hunne strenge straf zou zeker anderen van dergelijke ondernemingen afschrikken. Overigens hadden de troepen van trouwe en dapperheid sprekende proeven afgelegd en menigen stouten uitval, waarbij de belegeraars het tot hunne schade hadden gevoeld, dat de handen der verdedigers nog niet slap en krachteloos waren geworden, door het leed en de ontberingen van het beleg in de eerste dagen. — Dus was de toestand van Grave, naar de schatting van vrienden en vijanden daarbuiten, die er beiden met even gespannen aandacht de oogen op hielden gericht. Hoe het daarbinnen gesteld was, zullen wij zien, want gelukkig zijn blokhuizen en pallissaden niet machtig den blik der verbeelding te weren.

Doch daar wij, zelfs met dien blik, niet alle huizen tegelijk kunnen binnendringen, wenden wij ons tot een enkel, waaruit