Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/396

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wij in staat zullen zijn, beter dan ergens elders, waarnemingen te doen omtrent hetgene er voorvalt in de stad. Het is een der aanzienlijkste, dat, hetwelk den Bevelhebber van de vier vendelen krijgsvolk, die de bezetting uitmaken, is ingeruimd. Het behoort aan een der voornaamste burgers der stad, die lid der regeering is, en die er zoo weinig mogelijk plaats heeft gehouden voor zich zelven en zijne huishouding, om den Commandant de meestevrijheid en ruimte te laten.

De ruime en hooge binnenzaal, de pronkkamer der raadsheersvrouwe, die moeite heeft om hare spijt over die ontheiliging te verbergen, is nu in gebruik van den bevelhebber, die van zijne zijde moeite heeft om te verbergen, dat hij zich hier ietwat eng gehuisvest voelt, hetgeen men hem toch vergeven zal, als men weet dat hij gewoon is aan al de liefelijkheid en al de ruime weelde van het lustslot Rozendaal, waarvan hij Heer en eigenaar is, en waar hij zeker den zomer zou hebben doorgebracht, zoo plicht hem niet binnen de muren eener onaanzienlijke vestingstad had besloten. Zien wij rond in die kamer, wier meubelen zich meer door degelijkheid dan door sierlijkheid onderscheiden, en die het veelzijdig gebruik verraadt, waartoe ze den krijgsoverste strekken moet. Aan een schrijfkabinet, doet een tafel denken met kaarten, papieren en schrijfgereedschap overladen; aan eene wapenzaal, de verschillende rustingen en wapens, die tegen het donkere tapijtbehangsel zijn opgehangen, of neergeworpen op ieder meubel,waar ze plaats konden vinden; en aan een slaapvertrek eindelijk, als men de gebeeldhouwde rustbank gadeslaat, waarop zich een jonge krijgsman heeft nedergevleid, die de weelde van kussens of toegeschoven gordijnen niet noodig heeft gehad, om het voorrecht te genieten van een diepen en rustig en slaap. Nauwelijks heeft hij zich tijd gegund om den stalen ringkraag, dijen borstplaten af te doen; de zijden en fluweelen onderkleeding, die hij daaronder draagt, heeft hij niet de moeite waard geacht af te leggen; alleen de smalle geplooide kraag is losgemaakt, en laat den fijnen gevulden hals ontbloot, slechts een weinig omsluierd door blond, krullend haar, dat de coquette krijgsman zeker niet aan de mode heeft willen opofferen. Een krijgsman! men kon het voorwaar den fijnen, zachten trekken van dat minnelijk gelaat, waarop de blos der jeugd en der gezondheid slechts ietwat verhoogd was door den gloed van den slaap, niet aanzien,