Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/401

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Niet van kleiner, dat gij u door wat verkwikkelijken slaap hersteldet van overzware vermoeidheid… daarbij, hij zou keeren."

»Zoo moet ik hem wachten,"

»En intusschen ga ik zorgen, dat ge wat spijze neemt; rustiger zie ik u dan heentrekken."

Vrouwe Josina begaf zich naar buiten, en eenige oogenblikken daarna zag men een man, in krijgsmanskleeding en met een band over het rechteroog, binnenkomen, die een licht koud maal op de tafel plaatste, benevens wijn en een zilveren beker.

»Hoe is dat, Koenraad! gij de tafel dienen?" vroeg van Hemert verwondert.

»Ik ben er zooveel te goed niet voor, edele Heer, sinds die verweerde musketkogel mij tot een halven blindeman maakte!"

»Maar juist daarom kost gij uwe rust nemen, en de lieden hier hun plicht laten doen."

»Geen hunner is er toe in staat, Heer! zij zijn allen van zinnen; de vrouwen liggen bezwijmd of schreien en snikken, dat men er een walg af krijgt, en de mannen staan bleek en bevend als verwezen zondaren… in doodsnood… De verwarring hier in huis is zóó groot, dat mijn Heere niet zou geholpen zijn, zoo ik er mij niet mee bemoeid had."

»Koen zegt de waarheid," sprak Mevrouw van Hemert, terwijl zij den Baron met vriendelijken dwang tot aanzitten noodde: »wij hebben. hier een jammerlijken nacht overgebracht… ik ook ben eerst in den laten morgen tot wat ruste gekomen."

Hare verbleekte wangen en de benevelde glans harer oogen getuigden wel mede voor hetgeen zij sprak.

»En Joffer Catalijne!" vroeg van Hemert, zich even tot Koen keerende.

»Die arme kleine verkeert in deerlijken toestand;" antwoordde Mevrouw van Hemert in zijne plaats. »In de vertwijfeling harer angst is ze te nacht tot mij gevloden en sluimert nu pas, daar ze niet dan door uitputting den slaap kon vatten… Ik heb haar bij mij gehouden in mijne kamer, ze beeldt zich vast in daar veiliger te zijn… gij keurt dit goed?"

Hij knikte toestemmend, maar kon niet nalaten uit te roepen:

»Heer des Hemels! wat al jammers brengt toch die vreeselijke ooorlogsfurie!"

»En wat al roems! mits men zijne beide oogen daar af