Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/402

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

brenge!… gedenk dat ook, mijn edele Heer!" sprak Koenraad.

Van Hemert moest wel glimlachen en wilde zeker den man een goed woord toevoegen, toen de deur haastig geopend werd en een officier binnentrad, dien wij u voorstellen als Kapitein Denys de la Charette, een dier ferme mannelijke krijgslieden, wien men het aanzien kan, dat zij van hunne jeugd aan gediend hebben, en dat zij hun rang aan hunne verdiensten, niet aan het toeval van fortuin of geboorte te danken hebben; die maar zeer zelden de held zijn van de gezelschapszaal, en zich daar ook niet recht thuis gevoelen; maar die onwaardeerbaar zijn op het slagveld, en recht in hun element op de wallen eener belegerde vesting.

Kapitein Denys was een Fransch of Waalsche avonturier, die zich in Nederland met den degen in de vuist zijn hopmans-rang. had verworven, maar die geen geld had om zich eene compagnie te koopen. Van Hemert zelf had hem daartoe het noodige geleend of geschonken, en zoo stond hij tegenover dezen in dubbele afhankelijkheid, die zich echter bij Denys niet toonde in lage vleierij, of in zwijgende inschikkelijkheid voor alle opvattingen, en inzichten van zijn commandant. Veeleer was hij het, die zich somwijlen veroorloofde hem terecht te wijzen en te onderrichten, een weinig op de manier van een oud gouverneur met zijn volwassen leerling. En veellicht was die verhouding de hunne, waar het krijgszaken gold, en het zou kunnen zijn dat de personen,die aan den jongen Baron van Hemert het bewaren der vesting Grave toevertrouwden, een weinig op de ervaring van den ouden Denys hebben gerekend. Maar hoe het ook zij, van Hemert was de hoogere in rang, en Denys was te veel krijgsman, om niet van het woord insubordinatie te gruwen: zoodat de jonge overste meester was zoodra hij het zijn wilde, hetgeen echter bij zijn zacht en buigzaam karakter zeer zelden gebeurde.

Denys verontschuldigde zich alleen over zijn onaangemeld binnentreden door een paar harde woorden tegen de lafaards van bedienden, die uit angst en onrust niet op hun post waren, hetgeen maakte, dat hij bij den commandant moest binnendringen als een vrijbuiter.

»Wat zal men zeggen, mijn waarde hopman!" hernam van Hemert: »de schrik is den armen luiden hier om ’t harte geslagen;