Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/404

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zouden u wel een ander schrijven in de pen willen geven, maar hoor naar hen niet. Ik wilde hen vóór zijn bij u, om… u aan te raden…’ Koen, de eenoogige korporaal, stoorde hem door zijn binnentreden, en diende de hoplieden du Ban en Coeboekum aan, benevens twee Heeren uit den stedelijken raad van Grave.

De Baron ontving ze, nadat hij Mevrouw van Hemert verzocht had zich in hare kamer te begeven. De laatsten vingen nu terstond aan met over het voorgevallene van den nacht te spreken. Zij somden de schade en ellende op, die er al reeds in hunne stad was aangericht, schetsten de onrust en verlegenheid der burgers over hetgeen de toekomst dreigde, en eindigden met, uit name van den Raad en de burgers van Grave, den bevelhebber aan te zoeken om met den Spaanschen veldheer te onderhandelen over de overgave der stad.

»De overgave der stad! " riep van Hemert met diep gevoelde verontwaardiging. »Maar, mijne Heeren! daar bestaat nog geen drang om de stad over te geven: wij hebben nog geen mangel aan het noodige voedsel, we zijn Goddank wel voorzien van krijgsbehoeften, onze manschap is wakker en welgemoed: onder zulke omstandigheden is men niet gewoon te onderhandelen…"

»Zooveel te eerder verkrijgt men billijke voorwaarden" antwoordde de raadsheer, »terwijl bij roekeloos volharden, onze arme stad gaat verkeeren in een puinhoop, om met plundering en uitmoording van alle ingezetenen te eindigen.’

»Laat die zorge varen! Ik wacht ontzet door tusschenkomst van den Gouverneur-Generaal;"sprak van Hemert bemoedigend.

»Eer die tot ons komt, is onze stad met stormen ingenomen."

»Ik zwere u, mijne Heeren! dat dit niet zijn zal: veeleer trek ik zelf uit aan de spits van al de mijnen, en breng verwoesting in het kamp der belegeraars…"

Een doffe kreet liet zich nu hooren uit bet zijvertrek, waar Mevrouw van Hemert was binnengegaan; toch scheen het niet hare stem. De Baron schrikte op en bleef steken in zijne opgewonden toespraak; Denys voorkwam dat het werd opgemerkt, door in te vallen:

»Met uw verlof, Overste! beloof aan deze Heeren niet meer dan gij houden kunt: met dat kleine hoopje volks, dat wij missen kunnen, verdrijft men Parma niet van waar hij zich gelegerd heeft."