Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/407

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De wandeling langs de wallen van Grave was een zeer gevaarlijke tocht voor iemand, die niet gehard was tegen indrukken, en wiens zedelijke zielskracht geene al te sterke proeve kon doorstaan. Wel hadden de hechte muren en vestingwerken door den aanval van den vorig en nacht niets van belang geleden; maar toch, het Spaansche geschut had zich niet tevergeefs tegen de stad gericht: de kerktoren was getroffen en lag ineengestort: hier en daar waren huizen in brand geschoten, en de rookende puin vervulde den dampkring met eene dompige stiklucht. Menschenlevens had dit niet gekost, want de bewoners hadden tijd gehad zich te redden; doch ze doolden nu schreiend en klagend om op de wallen onder hunne medeburgers, die, met hun jammer begaan en bevende voor ’t geen hen zelf dreigde, geene zwakkere klaagtonen ten hemel hieven, dan of het hun reeds werkelijk getroffen hadde. En ongelukkig was bijna geheel de bevolking samengevloeid op de vesten, aanzienlijken en geringen, mannen als vrouwen: vooral vrouwen, en vooral die, ter vermeerdering van alarm en verwarring, hare kinderen met zich voerden, hetzij omdat angstige nieuwsgierigheid haar aandreef het tooneel der verschrikking te zoeken, om met eigen oogen de maat harer veiligheid of onveiligheid te peilen, of wel omdat zij zich niet meer zeker achtten in eigene woningen, en de onrust er haar uitdreef, en naar elkander henen, alsof door de samenscholing der klagenden de dreigende nood zou te weren zijn; terwijl integendeel de veelheid der beangsten als een nevel van vreeze en beklemdheid moest werpen, tot zelfs op de cordaatste gemoederen, mits ze slechts eenigszins ontvangbaar waren voor indrukken.

Kapitein Denys de la Charrette was niet een van dezulken, en oordeelde het onvoegzaam en onverstandig, dat de bevolking eener belegerde stad zich met zooveel angstgebaar op de wallen bewoog. Maar du Ban en Coeboekum, die zich toch reeds niet van de moedigsten hadden getoond, en mede derwaarts waren getogen, ondergingen den indruk in de volste kracht; terwijl van Hemert, hoewel voor zich zelf het gevaar niet vreezende, toch heftig werd aangegrepen en tot diep medegevoel bewogen door het schouwspel van der anderen angst en hooggaande verslagenheid.

Al zeer spoedig verspreidde zich het gerucht, dat de bevelhebber der vesting zich op den wal bevond, en tegelijk dat hij