Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/58

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

langer blijven wachten op de onzekere resolutiën des Konings. Als Zijne Majesteit mij mijn ontslag niet geeft, zal ik het op mijn eigen gezag nemen. Ik zal, zooals van mij verlangd wordt, de Provinciën aanmanen om U we autoriteit te erkennen, maar daarna zal ik mij ook niet meer met de zaken bemoeien; dat zij U overgelaten. — Draag zorg Mijnheer, draag zorg voor Vlaanderen, beveel hier de justitie en de politie, stel de Gouverneurs af- en aan, verander de wet en de magistraten, schend alle usantiën en privilegiën, breng alles hier in rep en roer, door den schrik van Uw naam, door ’t geweld Uwer wapenen — alles is U voortaan geoorloofd; maar houd deze mijne voorspelling voor oogen, gij kunt doen wat Gij wilt, dit volk van Vlaanderen en Braband waarmee ik negen jaar heb geworsteld, zonder het naar den wil des Konings te kunnen fatsoeneeren — dit volk dat Gij niet kent waarvan Gij niets weet noch begrijpt, dat U nu reeds haat, nog meer dan het U vreest, dit volk zult Gij nimmermeer naar Uw wil kunnen plooien…

»Verschoon mij, Mevrouw, dat ik ongeloovig blijve bij Uwe profetie,” viel de Hertog in, wat laatdunkend de schouders ophalend. »Ontrust U niet vooruit over het mislukken van mijn werk en laat dat vrij aan mijne zorge over. Ik heb voormaals volken van ijzer getemd,” ging hij voort met een glimlach van fiere zelfvoldoening, »zou ik dit volk van boter dan niet naar mijn zin kunnen kneden?”

Neen Alba, neen! juist dat kunt gij niet. Gij hebt het ijzer kunnen smeden met ijzer, gij hebt het kunnen buigen en te pletter slaan onder uwe mokerslagen, maar het smijdige zuivel wil niet met een stalen gantelet gekneed zijn. Hoe vaster gij het knelt des te eerder zal het aan uwe vingeren ontglippen: Gij kunt het wringen in uw bloedige wijnpers, maar formeeren naar uw wil, naar het voorschrift van uw Koning kunt gij het niet.

Hertog van Alba! gij hebt eene taak aanvaard die gij eene lichte acht voor Keizer Karels grooten veldoverste, en die u toch te zwaar zal vallen. Gij zijt een volleerd krijgskundige, die weet hoe men vestingen bouwt en sterkten opwerpt die den gloed van het vuur en den tand des tijds kunnen trotseeren: maar nu gaat gij een toren bouwen waarvan gij de kosten niet hebt berekend. Gij meent den vijand te kennen waartegen gij strijden moet gij veracht zijne zwakheid, die mogelijk zijne sterkte is. Gij meent