Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kunnen slechten en fatsoeneeren naar uw believen, en gij kunt slechts in den blinde rondtasten, om wilde en bloedige grepen te doen en verwarring te stichten, daar waar gij orde herstellen wilt. Gij kunt niets voortbrengen dan verwoesting. Gij wilt rebellie straffen, en gij gaat eene omkeering van zaken daarstellen. Gij hebt uw Koning lief, meer dan uw eigen bloed, Ferdinand de Toledo! en toch zult gij, zijn trouwste dienaar, hem slechter dienst bewijzen dan de snoodste verrader het had kunnen doen. Gij zult ijveren voor de eer der Kerk, en gij zult haar verliezen bereiden, in geen drie eeuwen door haar terug te winnen. Gij acht u den grooten voorvechter van het Pausdom, en gij zult Rome en den man op den Stoel van Petrus gehaat maken meer dan Turk en Heiden. Dit alles zult gij doen, Alba, en uwe tegenstanders zullen de vruchten plukken van de fouten die gij begaat. Noch uw weergaloos krijgsbeleid, noch uwe rustelooze waakzaamheid, noch de uitstekende mannen die gij met u gebracht hebt om u in uwe onderneming bij te staan, zullen u baten, om haar tot een goed eind te brengen. Gij kunt Wiltem van Oranje afmatten in den krijg, zijne legers verstrooien zonder veldslag, maar hem zijne staatskunst afzien en navolgen, dat kunt gij niet.

Gij zijt op moerassigen bodem beland, Ferdinand de Toledo! Gij zult er geen grond vinden voor uw geharnasten voet. Gij zult moeten waden door slijk en bloed, en uwe eer, uw vermaarde naam zal bezoedeld worden in dien roemloozen tocht. Zes jaren lang zult gij dit land van zuivel kunnen beuken met uwe mokerslagen tot het zieltogend en verpletterd neerligt onder uw voet, maar toch, gij hebt het niet kunnen kneden naar uw vorm. En al hadt gij het ganschelijk kunnen uitmoorden, zooals gij u voornaamt, al hadt gij alle steden kunnen platbranden, die niet door uwe Spanjaarden te bezetten waren — nòg zoudt gij het niet hebben geboetseerd naar uw zin. »Hoe heeft dat kunnen zijn?” moet Alba zich zelven wel eens onder tandknarsen van spijt hebben afgevraagd; »Hoe heeft dit kunnen zijn?” vraagt de geschiedschrijver, als hij het ijzingwekkend tafereel van Alba’s schrikbewind heeft geschetst en bevindt dat het volk van zuivel toch nog geen slavenvolk is geworden, gevormd naar Spaansch model.

De oplossing laat zich vinden. Er was in dit volk van zuivel een geest gevaren dien tirannenwoede wel kon bedroeven, maar