Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/81

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

l’esprit de clocher, verhief hier de stem. »Hoe! de sluizen openzetten, om weiden en vee al te zamen te bederven! Moest het vee in de stallen eer de hooitijd nog recht was afgeloopen, vanwaar zou men dan te winter voeder krijgen, als de oogst was bedorven en de landen onder water stonden? Hoe! de dijken doorsteken— waar moesten dan de dorpsbewoners heen, wat zou er van de hoeven worden, wat van de akkers en bouwlanden, waar zij als vluchtelingen in de steden schuilden? »Hoe!" voerden ze den teleurgesteld en bode toe. »Haarlem heeft wel maanden lang een beleg uitgehouden; kunt gijlieden, die pas drie weken belegerd zijt, het dan minstens niet tot Allerheiligen uitharden, als de stallen gereed en het voer binnen zal zijn? Pas drie weken belegerd, en nu al ontzet eischen door zulk een gewelddadig middel!" Het scheelde niet veel of de eerlijke stads-timmerman, die deze uiting der zelfzucht wat stout weersprak, werd mishandeld door het volk, dat in hem den Jobsbode haatte.

Maar ook een betere geest deed zich gelden, en Sonoy zijnerzijds beloofde alle mogelijke hulp. Hij schreef een troostrijken brief aan de Alkmaarsche regeering, die de verzekering inhield, dat in haar uitersten nood geen bijbedenkingen hem als Stadhouder van ’t gewest zouden tegenhouden hare verlossing door het uiterste middel te bewerken. Deze brief werd opnieuw aan van der Meij toevertrouwd, die zich door zijne kloekheid en volharding toch ook een vriend had gemaakt: den Commissaris Frederik Ottenog, die zijn ijver prees, hem wel »tracteerde" en met eenige anderen naar Delft zond Daar den Prins, de groote vraagbaak in alles, den onwrikbaren staf en steun in allen nood. Ook van dezen verkreeg hij een bemoedigend schrijven en toezegging van krachtdadige hulp, waarmee hij de terugreis naar Alkmaar ondernam. Maar de bezwaren van den terugkeer waren nog groot er dan die van het heengaan. Dicht onder de stad werd hij door een Spaansche schildwacht opgemerkt, terwijl hij door riet en kroos heenwaadde; hij ontkwam ternauwernood, en daar hij zich door zwemmen moest redden gingen zijne brieven verloren.

Welk een verlies voor het bedreigde Alkmaar, dat zoo hoog noodig had getroost en bemoedigd te worden door degelijker beloften van hulp, dan de mondelinge verzekeringen van den trouwen bode; En de Spanjaard? Wis kon dat pakket hem in handen vallen en hij zou in de gelegenheid zijn om den nood der belegerden