Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/95

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vlammende blikken hun kwaadgunners gespeld wat ze te wachten hadden, zoo de kans zich vóór hen verklaarde; maar Alba hief het zijne zoo moedig op en toch zoo kalm; zulk een ernstig zelfvertrouwen teekende zich op zijn voorhoofd, en zulk een zedige ernst straalde er uit zijne oogen, dat geen vijand het recht kon hebben tot een glimlach of tot eene verwensching; en toch had hij aan de zijde des Konings een man gezien, die zijn doodsvijand was. Don Ruy Gomez de Silva, de laaghartigste onder den adel van Spanje; hij had hem den Koning zien toespreken, toen hij binnenkwam, terwijl zijn gelaat iets vreeselijkers uitdrukte dan haat: het teekende zelfvoldoening! en tevergeefs had de Hertog een vorschenden blik geslagen op den Koning zelven; evenmin als voor de loerende blikken van de anderen, was er voor zijn onderzoekend oog iets te lezen op die onbewegelijk strakke trekken, ondoordringbaar als de geheimenissen van de toekomst. Filips had zich een masker van koninklijke waardigheid voorgedaan, waardoor het geen hovelingsoog gegeven was heen te boren, zelfs niet zij, welke van die oogen en trekken hunne dagelijksche studie maakten. Dat masker bewaarde hij, totdat de komende dicht bij zijn troon was genaderd en aan zijne voeten nederknielde, toen hief hij hem schielijk op, en reikte hem de hand met eene onuitsprekelijke uitdrukking van goedheid en welgevallen, en heette hem welkom met een hoofdsch en vleiend woord, doch dat oprecht genoeg klonk om welgemeend te kunnen zijn; en toen Alba zich opnieuw gebogen had tot de handkus, richtte Filips hem weder op, en de hand op zijn schouder leggende, schoof hij hem zachtkens ter zijde af, zoodat de Hertog aan zijne rechterhand kwam te staan; daarop sprak hij luid: »Ziedaar de plaats, mijn Toledo! die gij niet weder verlaten zult.”

Toen waren er onder de aanschouwers, die verbleekten van wangunst; Don Ruy Gomez wendde het hoofd af van ergernis en verbeet de samengetrokken lippen.

Alba ontving het woord der vorstengunst met diepe aandoening; het was hem aan te zien, dat het hem van een zwaren last onthief, zich gehandhaafd en geëerd te zien door zijn monarch, op een oogenblik, dat hem zulks het meest noodig was; maar toch antwoordde hij zonder vleiende overdrijving en met die rustige mannelijke dankbaarheid, die zich de weldaad waardig keurt, en die weet, hoe haar te vergelden.