Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/149

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de tale niet verstaat, en alles met gissen vertolkt moet worden," zeide het ondeugende vrouwtje.

»Fij melieve! en weet gij dan niet, dat Sir John, die zoo lang in Holland heeft verkeerd, onze tale spreekt en schrijft?"

»Nu dan kan hij. het hijliks-contract teekenen, met den eersten en zonder tolk " glimlachte de vroegere spreekster .

Maar vrouwe Walburg hernam met een diepen zucht, en een blik, die smart en toorn uitdrukte:

»Wat ik u bidde, langer geen schets op dit punt. Tusschen onze liefde en ons hijlik ligt nog zooveel! En nu gij mij hieraan bedenken doet, lieve vriendinnen! zie ik metéén, hoever mijne plichten mij nog schelden van… mijne wenschen."

»Daar tusschen ligt bloed, mevrouwe! eene bloedschuld, die niet is uitgedelgd, en alschoon gij het vergeten kondt, ziehier eene vóór u, die ’t u aanschouwelijk zal maken!"

De persoon, die binnentreedt, en die de deftige stilte der gezelschapszaal en den echtvrouwelijken kout stoort met zoo vreeselijke woorden, is eene vrouw, diep in lange dichte rouwsluiers gehuld, die tot vlak voor de vrouw des huizes is genaderd en dan dat droeve floers terugslaat.

Algoede God!" riep Walburg van Wittenhorst, »is dit een wederzien nichte van Hemert!"

»Mevrouwe van Hemert! De barones van Hemert! De vrouwe van Rozendaal!" roepen de andere dames uit, en staan in verrassing op, en omringen de binnengekomene met eene soort van schuwe verwondering.

»Zegt de weduwe van den baron van Hemert, de vrouw van den vermoorden bevelhebber van Grave, of neen, zegt liever het rampspoedig slachtoffer van Engelsche bloeddorst!" roept deze uit »want ik wil geen naam dan een van dezen, geen naam dan die mij mijne rampzaligheid en hunne schuld herinnert, oft mogelijk ware, dat ik een van beide vergate!"