Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van den krijgsraad, van den éénen rechter naar den anderen van den ruwen Hohenlo tot aan den knaap Essex is er met één van hen door mij ongebeden gelaten! Hoe zal men de liefde van eene vrouw berekenen naar de deugd of ondeugd van haar liefste. Hij was schuldig, en ik wist het; maar daarom aarzelde ik niet, om leder dier onbarmhartigen, zooals ze daar samen waren, vergiffenis en genade voor hem af te smeeken. Hij was schuldig, en ik wist het; maar daarom aarzelde ik niet, om ieder dier onbarmhartigen, zooals ze daar samen waren, vergiffenis en genade voor hem af te smeeken. Hij was schuldig, en ik wist het; maar meent ge, dat ik daarom onderlaten heb, de voeten te kussen van den grooten Engelschen beul, om hem tot gratie te bewegen? Al hadde hij mij met de sporen zijner rijstevels in het aangezicht gestooten, hij hadde mij van die plaatse niet weggedreven, zoolang er slechts hope ware geweest;. maar neen! niet dus deed hij, hij was wreeder dan dat! Wat hielp het, dat hij zich met zoetelijke hoffelijkheid bemoeide, mij tot oprijzen te bewegen, wijl hij mij met vele redenen uitlegde, hoe zijne eer als landvoogd en als veldheer het niet leed, dst zijne gunst een vonnis verzachtte, naar recht gewezen? Wat zeide mij zijne eer en zijn plicht? Kon ik luisteren naar zulke redenen? Ik raadde, dat hij »neen" zou zeggen; dat was alles. Ik raadde, dat koudbloedige onbarmhartigheid alléén zóóvele woorden kon noodig hebben, om hare hardheid te omhullen; die met het milde woord »gratie" eindigen wil, behoeft met zoo lange inleiding. »Uw man is schuldig!" eindigde hij ten leste. »Weet gij het tegendeel en kunt gij daarvan de bewijzen aanvoeren, zoo begeef u tot zijne rechters en men zal het proces overzien! Laas, helaas! de wreede wist wel, dat ik het niet konde, en dat ik, ondervraagd zijnde, niets kon dan den rampzalige bezwaren, die neffens mij zoo deerlijk om behoud van zijn leven riep. »Moet er dan gratie gevraagd worden voor onschuldigen, waar gij regeert? " vroeg ik getergd. Daarna kon ik mets meer voor mijn Lubrecht dan vluchten "

» Ja, nichte! het heeft ieder bevreemd, dat gij uit Utrecht gewe-