Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de religie in gevaar of het brood gerezen? Wat schort er aan? Spreekt het vrij uit! het gelieft mij uwe klachten te hooren, zegt ze luide! Speelt er de duivel of de paus onder, of is dit een spelleken, dat daar uitgedacht is door sommige ongeruste geesten uit Holland. Laat ik het maar weten, ik heb remedie tegen allen te zaam."

Een der burgers door den lustigen, gemeenzamen toon aangemoedigd, naderde een weinig, ontblootte zich eerbiedig het hoofd en sprak:

»Burgemeester! wij weten er zoomin het zekere af als Uwe Edelheid zelf; maar zeker is ’t, dat in dat huis onraad is, en dat er vechtinge omgaat, zulks dat het menschen-levens kosen mag."

»En wie drijft zulken onhebbelijken handel op klaarlichten dag, en terwijl deze goede stad in vollen vrede is…?"

»Luiden van de schutterije en Engelsche soldeniers van de bezetting!" werd hem geantwoord op stoutmoedigen toon, doch niet door hem die zich ter ondervraging had aangeboden.

»Die aantijging is vrij onbedacht en vrij al te onbepaald," hernam Prouninck, zijne wenkbrauw fronsende, »om zoo los te worden uitgesproken; wie uwer weet er wat naders van?"

»’t Zijn de scholieren van de Hieronimus school, die onraad stichten bij meester Jan Cornelisz., om de boekskens, ten voordeele van Hare Majesteit van Engeland en van den Raad, die daar ingeprent worden; zij gedenken den winkel te plunderen en van de boekskens een Driekoningen-vuur te stoken," riep nu een ander, die zich naast den eersten spreker had geschaard.

»Dat zullen ze voorwaar niet ongestraft plegen," riep Prouninck, die vergat dat deze beschuldiging voor ’t minst even bepaald was, en intuschen niet meer bewijs van waarheid gaf, dan de vroegere; alleen zij trof eene andere partij, en meester Prouninck had ééne deugd te min, als Tollens zeggen zoude, hij miste die