Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/316

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

heeft zóó ondenktlijken spijt, onrust en tweespalt gegeven in deze stad, dat Prouninck zelf het niet houdbaar achtte; en alschoon de Raad het had goedgekeurd, en zijne trawanten, die overstoute burger-hoplieden, het hadden doorgedreven, bij zijne vroedschap; hij betuigder bij zijne wederkomst uit den Hage, dat hij ’t gebeurde niet voor goed hield. De Algemeene Staten, die van deze schending der kostumen dezelfde onheilen vreesden, die over Gendt, Nijmegen en andere steden gekomen waren, zochten den Grave van Nieuwenaar aan, om bij de Utrechtsche Vroedschap de herstelling van het eerste lid van Staat te verkrijgen, en Prouninck zelf, door ondervinding geleerd van de onmogelijkheid om zonder de edelen en gekorenen de noodwendigste zaken af te doen, viel hem bij, en die twee samen beleidden ’t welhaast zóó, dat de edelen en gekorenen bij voorraad in hun rang hersteld kwamen, en ter dagvaart gingen bij de Algemeene Staten. Burgemeester Gerard zich als den voornamen bewerker denkende van hunne herstelling, houdt ze van nu voor zijne creaturen, die zich nietwes zullen onderstaan, dan wat in den geest en in ’t belang zijner factie is; maar ’t valt gansch anders uit. Het eerste, wat Buth en Moersbergen deden in der Staten vergadering, was,…"

»Nu dan, een goed woord spreken voor onze terugroeping?"

»Neen, wat beters, en dat al het andere inhield; zij brachten in rondvraag, of men niet behoorde te beteren, hetgeen in den laatsten tijd hier te Utrecht, tegen de verdingen met de Koningin en den Graaf, en tegen het verbond der Unie in Stad en Lande was doorgedreven."

»Nobele Moersbergen! daarin herken ik hem weer, den man met vurigen, stouten geest, en Buth die hem zeker stil maar trouw heeft gesteund! En hoe werd dit opgenomen?"

»Als ge denken kunt, vond hij bijval in de Algemeene Staten, sinds Holland dáár te dezen dage eene groote stem heeft, maar