Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/317

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te Utrecht smaakte het minder. Prouninck en de verdere Magistraat waren er uiterst ontrust en misnoegd over, sinds het zooveel was als een voorstel om te niete te doen, wat zij met zooveel zorge en slovens hadden daargesteld. Ze vonden er op uit, dat de stad verweigerde met de andere leden ter dagvaart te zitten, zoolang men Buth en Moersbergen niet deed terugroepen."

»Leider! was het toen gedaan met die zwakke poging van edele onafhankelijkheid?"

»Gansch niet, dat muisje heeft een staart, daarop we nog zien mogen. De twee andere leden van Staat hielden hunne zittingen oft er nietwes aan gebrak, lieten de gemachtigden in de Algemeene Staten blijven, die er triomfantelijk op ’t kussen troonden, en besloten herstelling der bezwarenissen te verzoeken van de Staten, terwijl ze hun geheimschrijver verboden, van dit besluit afschrift te geven aan die van de stad."

»Dat was een stout stuk."

»En niet zuiver recht; maar zoo gaat het: als de eerste schakel van ’t onrecht gesmeed is, voegt ieder er een ring bij. Schande voor wie begint."

»Ja!" glimlachte de Utrechtsche heer, »wie begonnen is, moeten wij niet te nauw onderzoeken, dunkt mij."

»’t Ware best, hier niet op door te spreken," hernam de Hollandsche jonkman ernstig en een weinig kleurende, »hetgeen geschied is, of nog geschieden moet, gebeurt ten oorbaar van ’t gemeene vaderland. Korts, Prouninck achtte zich gekrenkt in zijne achtbaarheid door die discussie en verkort in zijne rechten daartoe, ’t Zij ’t hem gebrak aan goeden raad of aan goede maat, daarvan ontdekte ik niet, maar hij heeft zich ter secretarie begeven, verzeld van zijne lijfstaffieren, de burger-hoplieden en van sommigen uit den gerechte; laat de kasse, daar de papieren in bewaard worden, openbreken en licht er gezegd besluit uit. Daarop trekken onze heeren, vast besloten om zich onderling te steunen en te hand-