Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijden, noch ontbering ontzien heb en ontzien wil, om tot het mijne te komen; maar dat, wat gij nu hebt uitgedacht, kan niet zijn, niet voor mij althans; eene vernedering van iederen dag, eene bespotting te ieder uur, eene ellendige mommerij ten overstaan van kleine simpele luiden. Liever dan zulk een Vastenavondspel, twintigwerf den marteldood geleden voor de groote zaak."

»Vooreerst, Sir! is het niet wel mogelijk, twintigmalen den marteldood te sterven, zelfs voor de beste zaak der wereld; ten tweede kan daar voor u geene vernedering in gelegen zijn, sinds gij het zelf eene mommerij hebt genoemd, een Vastenavondspel, eene klucht, daarvan men de uitwerkselen en de ondervindingen aflegt met de verkapping en de mom, daar men niet over nadenkt, dan wijl men die beide draagt, en daarvan niets ons blijft aankleven."

»Maar ik zeg u, dat ik juist dat niet wil, eene klucht! Eene klucht voor mij, die omga met de diepste en somberste gepeinzen, die ooit eens menschen brein hebben beroerd. Ik, voor wien de woorden wraak, bloed, verraad als de dagelijksche teerkost zijn voor de hersens, en die mij voede met al wat daar uit de Hel vreeselijks kan zijn opgekomen! Eene klucht voor mij!" en toon en glimlach, waarmede hij dit uitsprak en dat laatste herhaalde, waren inderdaad geschikt om ook de lichtzinnigste vroolijkheid tol den sombersten ernst te doen verstijven; maar de barbier was reeds gewoon aan zijn gast.

»Zoo zal eene klucht juist wat soplaas brengen aan dat hoofd en die zinnen, die zulke afleiding allerdringerldst noodig hebben. Het zal u licht middelen van mijne hand uitsparen. Om oprecht te wezen, Sir! die in ballingschap zwerven, moeten zoo nauw niet zien, en voorwaar, diensten doen in mijn winkel hoe gering ze ook wezen mogen, zijn voor u zooveel voegelijker niet, dan die ik u voorsla te bewijzen aan ’t huis van meester Cornelisz!"