Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Maar die ik u verleene, hebben een voordeel. Ik hoop er mij van te bedienen ter vordering van mijn doel."

»En dit hier brengt u dat rakelings nader! Overweeg slechts! meester Cornelisz. is gezworen drukker der Staten van Utrecht…"

»Wat gaan die mij aan!" viel Sir Fabian driftig in.

»En van Mylord van Leycester!" voegde Reynaertz er haastig bij, hem scherp aanziende. Een donkere gloed vloog over het gelaat van den vreemde, zijne oogen schoten vlammen.

»En alle stukken, die Mylord de Graaf door den druk verspreiden wil, of die vanwege Zijne Excellentie worden uitgegeven, staatsstukken zoowel als particuliere brieven en bescheiden, worden meester Cornelisz. toevertrouwd, om die te prenten…"

»En de origineele stukken zouden bij hem zijn te vinden?"

»Van de Duitsche en Françoijsche stukken zekerlijk, alleen de oorspronkelijk Engelsche niet, vermits daaraf alléén de vertaling tot zijnent komt."

»En wie vertaalt die?" vroeg Fabian heftig.

»Die maar ’t best kan; ik geloof, dat het daarmee dikmaals rouw genoeg toegaat, en dat men op dit poinct veelmalen in groote verlegenheid verkeert."

»Zoodat… wie het wilde, op zich nemen…?"

»Gemak, Sir! Rome is niet op één dag gebouwd, gij althans zoudt nooit directelijk met de Engelsche of Utrechtsche heeren kunnen handelen; doch ziet ge, wie weet of het ambt van taalmeester u niet te eeniger tijd brengt tot het ambt van geheimen tolk! Hoe op dien weg te komen, weet ik op dit pas nog niet, en moeten wij aan ’t gevaloverlaten, maar eens bij meester Cornelisz. met een vertrouwd beroep in huis, hebt ge de eerste schrede gedaan, en met wat abelheid om der luiden vertrouwen te winnen…"