Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gelaat en welgevormde gestalte. Ik heb den tijd noch de stemming voor zulke zaken, en daarbij noch de dag, noch de maand is goed voor de bereiding."

»Noch het uur, als ik merk," riep de vreemde met een luiden lach, en duidelijk was het, dat hij zijne stem eerst had getracht te vermommen. »Ik keere dan wel eens nader."

»Gij hadt ietwat anders, iets ernstigers, heer? vroeg nu meester Christoffel, met meer onderscheiding in den toon.

»’t Kon wezen, goede vriend! verstaat gij Italiaansch?"

»Oimé Cosimo! Cosimo! Nu ge van de Italiaansche tale rept, is ’t mij geen twijfel meer, of gij zijt het zelf!" riep nu Fabian, en kwam uit zijn hoek te voorschijn.

»Diavolo! Ik hier gekend, en ik herken niet. Wie mag ’t wezen?" en hij zag den Engelschman oplettend aan, zonder bewijs van herkenning.

»Onvoorzichtige!" riep de barbier tot Italiaan; »hebt gij dan zooveel haast, u zelven te verraden?"

»Och, Cosimo is geen man, die mij verraden zal!" riep deze, en belichtte zich zelf het gelaat met de hoornen lantaren. »Hij komt u goud brengen, of gift vragen. Wees er zeker af!"

»Ik moet hem toch kennen!" riep Cosimo ongeduldig, en opnieuw hem onderzoekend aanziende. Fabian fluisterde hem glimlachend een naam in.

»Corpo di Bacco! Signor Conte! wat zijt gij oudsch geworden voor een heer van uwen leeftijd!" riep deze. »Nu, ik zou u nooit herkend hebben, schoon ik uwe trekken onderken, nu ik weet, dat gij ’t zijt."

»Het verdriet, de weerspoed, veellast en leed doorgestaan, eer ik hier was, en dan — mijne mutstatsen, die ik heb laten groeien!" hernam Fabian, »Maar nu geen signor’s en bovenal geen conte’s aan mij; ik heet hier master Fabian! Voeg er den familienaam bij, die u goeddunkt."