Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/63

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

III.
Mevrouwe Prouninck.




»Houd het met den moed, Wijndrik! en frons niet dus somber den wenkbrauw. Het meiske trekt niet uit de wereld, noch wordt ze ontvoerd door Turk of Spagnool, als ze voor een dag of wat naar ’t slot te Brakel reist, om er het zoet gezelschap te genieten van jonkvrouwe Odilia en van de overige joffers en gastvrienden daar aanwezig!"

En de vrouw, die dit zeide op goelijken, opbeurenden toon, legde zachtkens de hand op den schouder van hem, wien ze toesprak, een jonkman, die werkelijk in somber gepeins en met gefronsd voorhoofd aan een vensterraam stond uit te kijken, met een zeker doelloos staren, dat van geen kalmen, blijmoedigen geest getuigde.

»Ge hebt gelijk, mijne goede vrouwe eene ontvoering is het niet, en evenmin is het eene ondenkelijk groote reize, die Maria ondernemen gaat, hoewel buiten de grenspalen van de provincie. Het slot te Brakel ligt maar een paar dagreizen van hier!" antwoordde de aangesprokene, doch met iets pijnlijks en gedwon-