Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/10

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

eerlijk mensch, hetgeen maakte dat hij, in de uitvoering. van zijn eisch, al de matiging, al de zachtheid, al de omzichtigheid legde, die er in te leggen was; hij ging zelfs zóó ver van den Burgemeester Prouninck te bekennen, dat, hetgeen hij hem vroeg, tegen zijn eigen gevoelen en beginsel streed; want de loslating van Buis, die hij vorderen moest, was niet rechtmatig, was eene inbreuk op de jurisdictie van ’t Sticht, en kon niet zonder de toestemming van den Graaf worden geaccordeerd. Aan dezen behoorde het hoogste beleid in zaken van justitie; hij had den Raadsheer rechters gegeven, en hoe onkundig hij zich ook hield aan de daad der gevangennemzing, toch had hij aan de gevangenschap zijne bekrachtiging gegeven. Prouninck was van die menschen die nog minder op de winst zien dan op het recht van het spel, en het laatste hem gulweg door partij toegestemd zijnde, terwijl deze toch in heusche bewoordingen, namens zijne lastgevers, op het punt van ’t verschil bleef aanhouden, gaf hij toe en liet zich leiden, door den raad van Wijndrik, die hem liet doorzien, dat men wellicht zijne weigering, tegen hem zelf op zulke wijze zoude misbruiken, als voor de rechten van den Gouverneur-Generaal, en voor de rust van de stad Utrecht nog schadelijker konde zijn, dan de vrijlating van een persoon als Buis, eigenlijk door geene der partijen geacht, en meer geschikt, om aan de zijde waarheen hij zich wendde, onrust en tweedracht te stichten, dan haar krachtig te dienen. »Buis," sprak hij, »was een twistappel, dien men opgooide en die, hard teruggekaatst, bloedige hoofden kon geven; liet men dien zachtkens glijden, hij zou niemand zeer doen."

En hetzij overtuigd door de kracht van ’t argument, of gedwongen door de macht der omstandigheden, Prouninck gaf toe, en Buis reisde met Roderik naar den Haag; maar, zoo Wijndrik zich gevleid had met eenig sprekend blijk van de goedkeuring zijner meesters, over het volbrengen van den kieschen