Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/86

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

allen spreken. Daar is joffer Maria van Elswoud, die den jongen Franeker Hoogleeraar, door den dwang harer bekoorlijkheden en door de zoete lokstem harer lieftalligheid, van de Leycestersche factie heeft afgetrokken, die hij steunde met al de macht zijner geleerdheid en abelheid. — Daar is mevrouwe Schaft, die hare dochter geweigerd heeft aan een jong Hollandsch officier van goeden huize, omdat hij in de zaak van Kapitein Juliaan Cleerhagen verwikkeld was, en zich niet zuiveren wilde door den nieuwen eed te doen aan de Staten. — Daar is de vrouwe van Zoest, die haar wellieven éénigen zoon van zich zendt, om te ’s Haghe een klein ambt te gaan waarnemen onder den Advocaat, liever dan toe te staan, dat hij het ambt van meesterknaap bij ’t jachtgericht zou houden, door gunst van de stad Utrecht, en den Grave van Nieuwenaar. — Daar is jonkvrouwe Debora van Renesse, die de helft van Utrechts jonge edellieden tot wanhoop brengt, omdat ze een hijlik aangaat met een bejaarden Zeeuwschen scheepsvoogd, omdat hij bij de verloving belofte heeft gedaan, te Middelburg en in den Briel, waar hij veel gezag en invloed heeft, de zaken van den jongen Grave Maurinck te vorderen, tegen die van den Graaf en de Koningin. — Nog is daar uit de onzen, schoon nu niet tegenwoordig, joffrouw Helionora, stiftsvrouwe van St. Barbara, die hare rijke goederen, bij levenden lijve, aan haar neve heeft afgestaan, simpellijk op conditie, dat hij zich afkeeren zou van de Leycestersche zaak, die hij toegedaan was, en die van ’t Vaderland dienen, in den persoon des Heeren van Barneveld. Ook weet een ieder, hoe zich de jonge Heer van Everdingen nu draagt… en of diens winste geen feit is, dat de blijdschap werkt van alle trouwe liefhebbers des. Vaderlands? — Nog is daar joffer Aleid van Hellendoorn, die nu zoo zediglijk bloost, waar ik haar ga noemen, en die zich met haar broeder verzoend heeft en tot hem gegaan is, schoon door hem met groot onrecht gehandeld en gemal-