Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/88

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tranen bewogen, partij te kiezen tegen den vreemden tyran; maar eilieve! gij weet dat, en gij acht dat niet veel; zijnde dat verkregen zonder andere kunst dan die der insprake van hun goed hart, meer dan door de daad van mijn invloed, en ik late u in die gedaehte, mits gij mij op deze vraag antwoorden kunt: waar zou deze kring zijn, en dit bondgenootschap, waardoor reeds zooveel is uitgewerkt, als gij zegt…, zoo ik niet daar ware, die het had samengevlochten en nog samenhou de tot op dit oogenblik?" Zij zweeg eene wijle, en zag met strakken, vragenden blik in het ronde.

Niemand antwoordde, allen schenen overtuigd zonder het te willen erkennen.

De droeve weduwvrouw vervolgde:

»Wat ik nog zal kunnen doen, hetzij alléén of door u, wete ik niet; maar dat wete ik, dat er nog bij lange na niet gedaan is, wat er verricht moet zijn, om den Engelschen beul eene ontvangst te bereiden, die hem den moed ontneemt en de kracht verlamt tot het plegen zijner gruwelen onder ons, zoo hij nog de stoutheid heeft van te keeren… En ik weet ook, dat, — wat gij allen ook hebt gedaan, ieder op zich zelve of allen te zamen, — niemand van u voor deze zaak wagen durft, wat zij moest en wat ik er voor wage; want gij allen, zoovelen gij hier zijt, acht het verlies van goederen, welvaart, aanzien, eere en leven nog verlies…; gij hebt nog ietwat te verliezen, waaraan gij hecht. Ik… ik kan niets meer verliezen, tot het leven toe, dat ik niet zoude gewin achten, zoo het ten goede komt van mijne wraak; want het is mij niet eenmaal de vraag van geluk te verkrijgen, van ruste, van blijdschap, van hereeniging met eenigen geliefde, of herstelling zijner eere in dit leven: mij kan nog slechts ééne vreugde toekomen; nog slechts ééne enkele ure van triomf en van voldoening zoek ik hier op aarde: wraak voor het gevallen hoofd van mijn Lubrecht, in diens vreemden